Als je het slot van de brief vergelijkt met de andere zes brieven dan valt op dat ook die aan Efeze afsluit met een bijzondere belofte: wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het Paradijs Gods is. En ook Smyrna krijgt een bijzondere afsluiting: Wie overwint zal van de tweede dood geen schade lijden. De overwinnaars in Pergamum krijgen het verborgen manna en een witte steen met daarop een nieuwe naam. In dat licht kan ik niet de conclusie trekken die jij hier voorstelt mbt de overgang van het slot van H3 naar de troon in H4.
De andere brieven hebben idd. ook beloften die je verderop in de Apoc terugvindt, maar sluiten daar niet zo naadloos op aan als hst.3:21 met hst 4
Het is niet juist om op deze manier de engelenwereld gelijk te schakelen. Paulus spreekt als hij het over de engelenwereld heeft in termen van een hiërarchie over tronen en heerschappijen, overheden en machten (Kol 1:16). Overigens hebben de 24 oudsten in H4 een priesterlijke taak
Maar die tronen,heerschappijen en machten die Hij heeft uitgetogen en door het kruis over getriomfeerd (Koll.2:15) zijn wel engelen of demonen van satan. En deze hiärchie is een andere dan de hemelse waar het in Apoc.4 over gaat.
Er zijn inderdaad varianten in de Griekse tekst van 5:9: de varianten zijn 'ons' of 'hen'. Het lijkt mij niet dat 'hen' bedoeld kan zijn met insluiting van zichzelf. De belofte cq opdracht van het zijn van een koninkrijk van priesters is gericht aan Israël (Ex. 19:6). Het feit dat 1:6 in de voltooide tijd staat wijst er op dat hier geen sprake is van een situatie die pas in de hemel werkelijkheid zal zijn. Ook in Ex 19:6 is het een opdracht aan Israël die dient te worden uitgevoerd op aarde. In Openb 1:6 worden dezelfde woorden gebruikt voor de gemeente uit Joden en heidenen. De locatie van H4-5 is de hemel. Daarom ligt de variant 'hen' in 5:9 veel meer voor de hand. Overigens sluit dit ook goed aan bij 1 Petrus 1:12 > waar staat dat engelen begerig zijn een blik te slaan op het werk van de Heilige Geest en de voortgang van het Evangelie op aarde. Ik zou nog kunnen overwegen of mogelijke varianten tussen 'ons' en 'hen' in 1:6 verschil kan maken in de exegese daar maar ik heb niet de indruk dat dit het geval is.
De apostelen hadden geen andere bijbel dat het O.T.Die verwijzing naar Ex 19;6 ligt dus voor de hand. En als Johannes dit mutatis mutandis op de gemeente uit Joden en heidenen toepast neemt dat het verschil niet weg. Want daar wordt Israël een priesterlijk konimkrijk genoemd, maar bij Johannes ligt het accent op het priesterschap van de gemeente en is zij een koninklijk priesterdom.Hier ligt dus het accent juist bij de priesterdienst van de gemeente dat wij in de Apoc.herhaaldelijk terugvinden. Maar bij Israël gaat het juist om het koninkrijk. En in hst.1;6 is de gemeente nog op aarde. In hst 4 wordt in volmaakte heerlijkheid voortgezet wat zij op aarde in principe reeds was
In taalkundig opzicht kan dat natuurlijk maar in het licht van het bovenstaande is er exegetisch niets mis me de lezing zoals ik die voorstel.
Dat 1:6 en 1:9 op elkaar aansluiten is niet zo vreemd en de varianten 'ons' en 'hen' verstoren m.i. die samenhang niet.
De verschil in voorkeur i.v.m. de griekse grammatica laat ik liever verder maar rusten, het gr.idoom is nu eenmaal een totaal andere dan het onze.Als taalkundig beide lezingen mogelijk zijn ligt het voor de hand dat wij allebei de voorkeur geven aan die bij onze eigen visie past