Veendam schreef:In de theologie door de eeuwen heen werkte het zo: We lezen wat er in de Bijbel staat. Hierdoor vormen we ons een mening en zeggen van zo zit het dus.(...)
Dat is natuurlijk een open deur intrappen. Natuurlijk werkt het zo. Je kunt moeilijk van iemand, of hij nou een theoloog is of niet, verwachten dat hij zich na langdurige studie en na lang overdenken een mening vormt en daar gelijk achteraan zegt: dit is weliswaar mijn mening, maar daar ben ik het overigens niet mee eens. Dat zou onzin zijn. Het is aan anderen om daar iets tegenover te stellen. Zo komen meningen naast elkaar te staan en vormen zich alternatieven voor derden. Zij kunnen zich er weer opnieuw over buigen en aanpassingen doen. Dat is ook theologie. Door de tijd heen zijn er wel degelijk verschuivingen.
Wat je punt betreft over de uitverkiezing. Hier mis je keer op keer het punt waar het de orthodoxie om gaat. Er zijn in de godsdienst nu eenmaal een paar onwrikbare pilaren zonder welke de godsdienst al haar kracht, relevantie en bestaansrecht verliest.
Je moet het leerstuk van de uitverkiezing zien in hetzelfde licht als waarin we God moeten zien.
God is een
conditio sine qua non voor zo'n beetje alles wat we als gelovige denken en zeggen. Zonder God zou er geen schepping zijn. Geen heelal, geen aarde, geen leven, geen mens. Zonder God zou er geen denken zijn, geen denken over God (theologie), geen godsdienst.
Op diezelfde manier zie ik ook de wil van God. Zonder Zijn wil om te scheppen, zonder Zijn wil om mensen te maken (Laat Ons mensen maken), zonder Zijn wil om verloren mensen te verlossen, zou ons hele bestaan onmogelijk zijn. Ons leven en bestaan hebben wij te danken aan de wil van God. Had Hij wat anders gewild, dan waren we er niet geweest, dan was er niet gedacht over God, niet gesproken over God. Dan was alleen God geweest.
Eén stap verder en we komen bij de wil van God met betrekking tot de verlossing van de mens. Zouden we hier ook niet volledig afhankelijk zijn van God? Zou de wil van God ook hier niet de noodzakelijke voorwaarde zijn? Je kunt zeggen: zou iemand tegen de wil van God in verlost kunnen worden? Dan is het antwoord in lijn met mijn visie duidelijk: Nee, niemand wordt zalig zonder de wil van God. Als God het wil dan gebeurt het zeker! De andere vraag is: zou iemand verloren kunnen gaan zonder de wil van God?
Het verwijt van de tegenstanders van het stuk der uitverkiezing is nu dat de orthodoxie dan hetzelfde antwoord geeft: Nee, niemand gaat verloren zonder de wil van God. Als God het wil dan gebeurt het zeker!
Maar dat is de vergissing. Als je de orthodoxe belijdenisgeschriften goed leest, merk je dat er geen symmetrie is in die beide gevallen (zalig worden en verloren gaan).
Strak gezegd: de mens wordt zalig omdat God het wil, maar de mens gaat verloren door eigen schuld. Hierin komt kortweg de hele spanning samen die met het leerstuk gegeven is.
En dat komt, omdat we aan God geen kwaad toedichten. God is enkelvoudig, één, louter, recht, alom, geheel. God is er maar in één gestaltye, in één gedaante, in één wil, één woord, één gedachte, één waarde,, één wezen. En dat éne is kortweg:
goed.
Aan God kleeft niets anders. Hij heeft geen twee gezichten. Hij is werkelijk rechtvaardig, barmhartig, goed. Op verschillende manieren wordt dit in de Bijbel zeer krachtig gezegd: God is liefde, God is goed.
Dat betekent dat elke handeling, elk woord, de gehele wil van God nooit met zichzelf in tegenspraak kan zijn. In God is geen duisternis. Louter Licht! Daarom is elke tegenstrijdigheid (bijvoorbeeld het tegen elkaar uitspelen van Gods rechtvaardigheid tegen Zijn barmhartigheid) een menselijke verspreking. Een misvatting en een onbevoegd en onterecht spreken over God. Hoor Israël, de Heere uw God is Eén!.
De tweedeling begint bij de mens. Die kan zowel goed als kwaad zijn, zowel gelovig als ongelovig. En daarom loopt de mens de kans om zich schuldig te maken. God heeft het kwaad niet in de wereld gebracht. Hij heeft de mens gemaakt. Hij heeft de mens vrijheid gegeven. En de vraag is nu of God daarmee een stukje van Zijn eenheid heeft opgegeven. Hij heeft ruimte geschapen voor iets en iemand buiten zich. Heeft Hij Zichzelf daarmee verloochend? Heeft Hij een ruimte geschapen waar Hij geen controle meer over heeft?
Hier scheiden de wegen zich in de theologie.
De orthodoxie zegt: Nee, ook de situatie waarin er een Schepper is én een schepping (met alle risico's van dien), die situatie blijft geheel en al binnen de wil van God, binnen het louter goede van God dus. Daarin begrepen zijn dus ook de uitkomsten van alle mensenlevens, ter ere of ter onere. (2 Tim. 2:20). De uitverkiezing, een ander woord voor Gods Welbehagen of Gods Wil, strekt zich dus uit over alles en allen. Zonder dat de goedheid van God wordt aangetast. Hij kan er de schuld niet van krijgen, want wat God doet is goed. Er is schuld, maar die ligt bij de mens. In wezen gaat het er om dat er niets buiten God kan bestaan. Ook dat wat God schept, als een tegenover, bestaat binnen God. Verlorenheid is dan ook geen zelfstandige positie. Iets of ergens. Nee, verlorenheid is eigenlijk: niet bestaan, niets zijn. De hel is een speldeknop (C.S. Lewis). De enige plaats waar God niet is is het niets. Er is niets buiten God.
Daar tegenover staan zij die dit punt van de orthodoxie afwijzen. Zij leggen ook de schuld van de verlorenheid bij de mens, maar zij definiëren een zelfstandigheid van de wil. De mens kan zelfstandig kiezen of hij wel of niet gehoorzaam is. Ook hier zullen zij instemmen met de idee dat Gods genade redt en dat mensen door hun eigen schuld verloren gaan, maar zij zeggen er bij dat het anders had kunnen zijn, als de mens anders had gewild. Zij kunnen dus door hun wil onafhankelijk van God blijven en daardoor de zaligheid verwerven of verspelen. De wil van God lijkt in deze gedachte gelimiteerd. Het geloof wordt zo een toetredingsrecht. Immers ik wil geloven, ik geloof, en ik ben daarmee verlost en heb zo een recht om tot God terug te keren. God lijkt niet anders meer te kunnen dan hierin de bewilligen, omdat de belemmering weg is.
Hiermee heeft ook te maken dat de zelfstandigheid die niet-orthodoxen aan de mens geven (zijn eigen, vrije wil) een eigen plek moet krijgen. Er moet dus toch iets kunnen zijn buiten God. Ook (en juist) in het geval dat God en mens van elkaar verwijderd blijven. Dat leidt tot een zeker dualisme, waarin satan en de hel substantiële machten worden met een eigen bestaansrecht naast God. Je ziet dat ook vaak bij voorvechters van de vrije wil van de mens.
De orthodoxie zal altijd blijven zeggen dat hoewel het door eigen wil, kracht, gehoorzaamheid en geloof lijkt te zijn gebeurd dat een mens zalig wordt, God toch zo eeuwig, enkelvoudig en omvattend is, dat het nooit buiten Hem om kon gebeuren. Het kan niet zo zijn dat er dingen gebeuren of God het nu wil of niet. Zonder de wil van mijn hemelse vader kan er geen haar van mijn hoofd vallen!
Het verloren gaan van mensen gaat ook niet buiten het wezen van God om, omdat een zondaar eenvoudig niet voor God kan bestaan. Het is Gods ondubbelzinnigheid dat een mens verloren gaat als hij onverzoend sterft. Hij kan niet met twee maten meten. De schuld van de mens en de noodlottige verlorenheid die daar mee samengaat bevestigt de goedheid van God. Zij kunnen nu niet en in der eeuwigheid niet bij elkaar komen. Ook die uitkomst ligt dus verborgen, maar vast in de eenheid van God.
Het woord verborgen is wel heel belangrijk. Wij spreken over de Raad Gods, maar het is een verborgen Raad Gods.
gravo