Nina: Ik geloof ten eerste niet dat geloof wordt geschonken,(maar wel dat de genade wordt geschonken), ik geloof ten tweede niet dat God het de ene mens wel geeft, de andere mens niet, en deze er dan voor verantwoordelijk voor houdt dàt hij het niet heeft gekregen. Daar hoef je geen hoog IQ voor te hebben om in te zien dat dat elkaar bijt.
Je uitgangspunt is niet correct, waardoor je conclusie tegenstrijdig is. Je gaat volledig voorbij aan de schuldige en doemwaardige mens (Romeinen 3:9-20). Wanneer het zo zou zijn, dat de mens totaal geen schuld heeft, dan zou je wellicht een punt hebben. De mens heeft echter volledig schuld en is verantwoordelijk voor zijn onbekeerlijke en ongelovige staat. Hierdoor is Gods genade geen recht, maar een gave. Het woord genade impliceert ook exact waar het voor staat, namelijk kwijtgescholden schuld. Er is geen mens die recht heeft op de genade van God. De reden waarom God de ene mens genadig is en de andere niet, lees je onder andere in Romeinen 9:6-29. Paulus beantwoord daar ook prachtig veelgehoorde tegenwerpingen.
Geloof is een gave (Filippenzen 1:29), net als bekering, de wedergeboorte, vergeving van zonde(n) en schuld, en het eeuwig leven. Op het ware geloof heb je als mens geen enkele invloed, maar is het gevolg van de openbaring van Christus, aan ons persoonlijk, door de Heilige Geest, Die ons geschonken wordt in de wedergeboorte.
Eerst komt de wedergeboorte en daarna het ware geloof. De DL spreekt ook over die volgorde in Artikel 12 en 13 van Hoofdstuk 3/4. Jezus zegt in Johannes 3:3 tegen Nicodemus: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien.". Het geloof is in die zin ook geen keuze of werk van de mens, maar een passieve reactie. Je kunt eenvoudigweg niet kiezen of je iets wilt geloven of niet, maar je gelooft iets of je gelooft iets niet. Je hebt daar geen invloed op. Wanneer God Zich aan jou openbaart, dan kun je niet anders dan in God geloven (daarom is Gods genade ook onweerstaanbaar, in tegenstelling tot wat het arminianisme beweert).
Zo is het geloof in Christus dus het middel waardoor God een mens rechtvaardig maakt. Paulus zegt in Efeziërs 2:8-9: Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.
Ik weet dat er nogal wat misverstanden zijn over wat geloof nu precies is, maar eigenlijk is het doodeenvoudig. Alleen kunnen we door onze zondige staat niet zomaar iets aannemen, zonder dat we daar het keiharde bewijs voor geleverd krijgen (bijvoorbeeld Thomas). Ik kan je bijvoorbeeld vertellen dat ik gisteren boodschappen heb gedaan. Nu kun je dat van me aannemen, maar zekerheid heb je niet, laat staan dat je het vol overtuiging kunt geloven. Als ik je bewijzen ga aandragen, zoals een kassabon en bankafschriften, dan word je overtuiging dat ik de waarheid spreek misschien wel groter, maar is dat geloof?
Hebreeën 11:1: "Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.". Vaste grond en bewijs van zaken, dat klinkt standvastig en zeker. Dat is mijns inziens ook het kenmerk van een waar geloof. God is Geest en Zijn waarheid is geestelijk en is voor de natuurlijke mens verborgen. (1 Korinthe 2). We hebben Gods Geest nodig om Gods waarheid te kunnen zien en geloven. Daarom is de wedergeboorte noodzaak. Het is dus alles Gods werk en tot Hem moet iedereen (alle mensen) zich bekeren.
De uitverkiezing is Gods zaak, er is voor Hem in elk geval geen onderscheid, want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid Gods en worden om niet gerechtvaardigd door Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Het Evangelie gaat daarom ook naar alle mensen uit. Ieder mens krijgt van God gerechtigheid. (Romeinen 3:19-31).