607 schreef:Hoe lezen jullie dit?
1)
De landbelofte is profetie. Omdat het een belofte is van God, kunnen we evenzeer spreken van een profetie. Profetie heeft in de bijbel de neiging gelijktijdig dingen te zien die in de tijd dichtbij zijn, maar ook die in de tijd verder weg liggen. Het gaat daarbij dan om gelijksoortige gebeurtenissen, waarbij de latere gebeurtenis (vaak) van groter belang of heerlijkheid is. Een goed voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de profetie in 1 Kronieken 17 met betrekking tot Davids zaad. Deze profetie gaat over Salomo, dichtbij in de tijd, maar ook over de Heere Jezus, ver weg in tijd. We kunnen bijvoorbeeld ook denken aan de Jezus rede over de laatste dingen, waarin enerzijds de val van Jeruzalem in 70 n.Chr. wordt voorspeld, en waarbij anderzijds heel de tijd tussen opstanding en wederkomst wordt samengevat. Vleselijke mensen willen daarvan niet weten. Jezus wordt dan niet voorspeld in het Oude Testament en Hij zat er naast in de toekomstverwachting. We moeten de Bijbel daarom met een geestelijk oog zorgvuldig lezen.
2)
De landbelofte werd gedaan aan Abraham (Gen. 13:15) , Izak (Gen. 26:3) en Jakob (Gen. 28:13), dat zij het land in bezit zouden nemen. De aartsvaders hebben echter het land niet in bezit genomen. In de Talmoed wordt door een rabbi daarom de landbelofte (met name zoals verwoord in Ex. 6:3) een bewijs voor de opstanding uit de doden genoemd. Kortom zolang Abraham, Izak en Jakob het land niet in bezit hebben genomen, kan de landbelofte niet vervuld heten. De apostel neemt dit al even letterlijk als hij schijft (Hebr. 11: 13-16): ‘Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken. En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren; Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God hunner niet, om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid.’
3)
De landbelofte werd gedaan aan Christus. ‘Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Christus.’ Gal. 3:16. De woord zaad wordt door Paulus letterlijk genomen en hij spreekt over beloftenissen in meervoud. Daarom gaat het niet enkel over de belofte dat in Jezus Christus alle geslachten des aardbodems gezegend zullen worden, maar ook over de landbelofte. De landbelofte is dus vanaf het begin een messiaanse belofte / profetie geweest.
4)
De landbelofte omvat de hele wereld.We hebben in de landbelofte enerzijds de mindere vervulling in Kanaän: ‘van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath’ (Gen.15:18). De grenzen van het land Kanaän waren meer gespecificeerd: ‘van de zee Suf tot aan de zee der Filistijnen, en van de woestijn tot aan de rivier’ (Ex. 23:31).
Anderzijds staat er: ‘Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts. Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.’ (Gen. 13:14-15). Vanwaar Abraham keek, zal hij niet zowel de Eufraat als de Schelfzee hebben gezien. Dat hem hier slechts land binnen een straal van 20 km wordt beloofd (of hoe groot het visuele uitzicht maar geweest moge zijn) neemt niemand aan. Wie hier letterlijk leest kan hier lezen dat de vier hoeken van de aarde in het vooruitzicht worden gesteld: Noord, Zuid, Oost en West (zie ook Gen. 28:14). Dat is onbegrensd (en inclusief Kanaän). En vervolgens staat er in vers 15 ‘all dit land’, zonder nadere grens. Het woord 'erets' betekent zowel land als aarde. 'Al dit land' is daarom woordelijk gelijk aan 'de ganse aarde' (Gen. 11:8-9). De belofte is dus heel ruim op te vatten.
Later in de bijbel lezen we van het grondgebied van het Messiaanse rijk: ‘En hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.’ (Ps. 72:8 en Zach. 9:9-10). Daar zien we de landbelofte opnieuw in haar heerlijke betekenis. Vergelijk deze profetie met de landsgrens van Ex. 23:31. Niet een begrensd land tot aan de woestijn of tot aan de rivier van Egypte, maar onbegrensd tot aan de einden der aarde.
Dat de wereld beloofd werd aan Abraham is daarom niet christelijke inlegkunde of een vondst van Paulus (Rom. 4:13) en dat nergens op slaat. Ja, zelfs tijdens de bedeling van het Oude Testament was dit al een bestaande opvatting. In het apocriefe boek Jezus Sirach (Sirach 44:21-23) lezen we het terug: ‘In zijn [Abrahams] vlees heeft de Heere het verbond opgericht, en in de verzoeking werd hij getrouw bevonden. Daarom heeft hij hem met een eed beloofd, dat hij de volken zou zegenen in zijn zaad; En hem zou vermenigvuldigen gelijk het stof der aarde; en dat zij een erfdeel zouden bezitten van de ene zee tot aan de andere, en van de rivier tot aan het uiterste der aarde’ (voor de betekenis uiterste der aarde vergelijk Mark. 13:27).
Kortom de landbelofte gaat over het Koninkrijk Gods (Dan. 2:44), het betere vaderland (Hebr. 11:16).
5)
De landbelofte wordt vervuld in Christus aan de gelovigen. ‘Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn. Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In Izaak zal u het zaad genoemd worden. Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend’ (Rom. 9:8). Vervolgens schrijft Paulus elders: ‘Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. […] Daarin is noch Jood noch Griek; […] En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.’ Kortom: Christenen zijn kinderen van de beloftenis en Abrahams zaad. Christenen zullen dus ook het aardrijk beërven.
6)
Het bezit van het land Kanaän behoorde tot de schaduwen van de wet. Aangezien de landbelofte in de eerste plaats ging over het koninkrijk Gods is het logisch en volstrekt normaal om het land Kanaän slechts tot de schaduwen te rekenen. Hiervan zegt de apostel: ‘Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.’ De tempeldienst is verdwenen en het land heeft de Joden uitgespuugt. Het huidige Israël is net zozeer vervulling als het priesterschap in de ordening van Jerobeam (1 Kon. 13:33) vervulling was van Ex. 19:6.