Cicero schreef:Ik ga nu even niet op alle slakken zout leggen maar er valt hier en daar wel wat op te merken hoe je hier over de Bijbelwetenschap schrijft.
Maar het punt is: ik heb dus gelijk in wat ik vanaf het begin zei. Namelijk dat met name dogmatici de neiging hebben Bijbelwetenschap aan hun laars te lappen. En dat geven ze met wat gespeelde nuchterheid een zweem van redelijkheid. Maar in feite is het gewoon wetenschapsontkenning.
Ik geef toe dat ik met enige ironie hier over de Bijbelwetenschap schrijf.
Want zoals ik het zie is het resultaat van die Bijbelwetenschap niet echt heel interessant. De afgelopen anderhalve eeuw heeft de Bijbelwetenschap zich bezig gehouden om de "historische Jezus" te reconstrueren en in het zog daarvan ook de "historische" volgelingen van Jezus, zoals Paulus en ook Maria.
Wat is het resultaat ervan? Omdat het in de Bijbelwetenschap vooral om schiften gaat, valt er een hoop materiaal af dat als "niet-historisch" en "mythologisch" terzijde wordt geschoven.
Wat blijft er dan over? Eigenlijk heel gewone personen waarvan de bijbelschrijvers vreemd genoeg blijkbaar vonden dat die toch wel heel bijzonder waren. Maar als het om heel gewone personen gaat, dan is de betekenis voor de mensen vandaag de dag natuurlijk ook niet echt interessant.
Dan heeft het ook geen zin om je met die vraag bezig te houden of om daar een boek over te schrijven.
Vandaar ook dat je schrijft: "En als de conclusie is dat er weinig overblijft om een boek over te schrijven, dan is dat maar zo."
Inderdaad: de Maria zoals die door de historisch-kritische methode wordt beschreven, is nauwelijks interessant te noemen: een heel gewone vrouw die een kind kreeg. Boeien. Het wordt pas interessant als er over die vrouw en haar Kind dingen gezegd kunnen worden die buiten het vakgebied van de wetenschapper vallen.
Wie iemand volgens de historisch-kritische methode is geweest, is een voor de wetenschapper zo gewoon mogelijke versie van hoe die persoon moet zijn geweest en vooral niet meer dan dat.
We moeten ons daarbij afvragen in hoeverre een "historisch persoon" hetzelfde is als een "werkelijk persoon", dus hoe die persoon in werkelijkheid was. Dat lijkt me een belangrijke vraag. Als ik je bijdragen op dit forum lees, dan zet je daar een dik = gelijkteken tussen.
Dus wat de wetenschapper concludeert, zo is een persoon dus werkelijk geweest: dus "historisch" = "werkelijk". Maar dat is een overschatting van de wetenschappelijke mogelijkheden. Feitelijk maken alle wetenschappers (en dan maakt het nog niet eens zoveel uit of het natuurkundigen zijn of bijbelwetenschappers) een
model van de werkelijkheid. Met dat model wordt getracht iets te zeggen (met nadruk op
iets) over de werkelijkheid. Wetenschappers hebben niet de pretentie om de volledige werkelijkheid te kunnen vatten. Zodra ze dat wel proberen, overspelen ze hun hand. Ze maken dus een model van de werkelijkheid. Dat model kan verschillen van de werkelijkheid, maar de modelbouwer tracht er in elk geval zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen.
Daarbij geldt wel als uitgangspunt dat het model reproduceerbaar moet zijn: er moeten dus vooral geen gekke dingen inzitten, zoals een steen die naar boven kan vallen, water dat kan branden, iemand die over water loopt, of iemand die opstaat uit de dood.
Zodra je daarvan een beschrijving tegenkomt, dan zegt de wetenschapper: "hier kan ik niets mee" en hij/zij zal dit zo spoedig mogelijk terzijde schuiven als op zijn minst hoogst onwaarschijnlijk. Dat komt dus vrijwel per definitie niet in het model terecht. Dat terwijl je ook niet voor 100% uit kan sluiten dat zo'n vreemde gebeurtenis weldegelijk echt gebeurd kan zijn. Historie is dus niet hetzelfde als wat er werkelijk gebeurd is: historie is een wetenschappelijk geaccepteerd model van het verleden. Niet minder, maar ook niet meer.
Nu zijn de verhalen uit het nieuwe testament vanuit wetenschappelijk oogpunt zo onwaarschijnlijk dat er daardoor een hoop materiaal afvalt voor het model dat de wetenschapper probeert te maken.
Maar waarom zou je eigenlijk dat model maken als je toch al weet dat je er geen vreemde dingen in wil hebben? Wat je in het model wil stoppen, bepaalt dan in grote mate wat er ook weer uit komt. En nogmaals: dat is in dit geval weinig interessant. Want het gaat hier om beschrijvingen van bovennatuurlijke zaken (tenminste: dat is de intentie van de bijbelschrijvers) waarbij de wetenschapper er alles aan zal doen om het bovennatuurlijke er juist weer uit te filteren. De bijbelwetenschapper zal dus tegen de schrijver van het evangelie van Lukas zeggen: "met een hoop van wat je schrijft, kan ik niet uit de voeten. Ik hou alleen die dingen over die ik in een alledaagse situatie ook tegen kan komen". Waarop de schrijver van Lukas zou zeggen: "dat moet jij weten, maar dan hou je weinig over. Ik heb het over dingen die zo onalledaags zijn dat je er dus niet veel mee zult kunnen".
Feitelijk verwijt je Huijgen dus dat hij een veel te interessant boek heeft geschreven omdat hij er dingen in heeft verwerkt van de bijbelschrijvers waarvoor jij je wetenschappelijke hand niet in het vuur wilt steken.
Nou, bravo. Je hebt in elk geval je aan de grenzen van je vakgebied gehouden en Huijgen heeft dat niet gedaan. Die heeft klaarblijkelijk dit boek vooral als gelovige en niet als wetenschapper geschreven en heeft zich dus dingen gepermitteerd die jij als wetenschapper te ver vindt gaan.
Ja, dat klopt en als je hem daarop aan wilt spreken, ga vooral je gang. Maar zoals gezegd: de interessante dingen komen pas aan de orde voorbij de grenzen van het model.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)