Wat me steeds sterker opvalt in deze tijd van corona, is het grote wantrouwen dat veel christenen uiten ten aanzien van de overheid. Dat wantrouwen was er al voor corona natuurlijk. Denk met name aan de grote bijval die Trump kreeg van christenen in Amerika voor zijn anti-overheid houding. En dat heeft ook weer oude wortels. Altijd al zijn veel christenen wantrouwend geweest tegenover de macht, bang voor de wereldse overheersing, bang voor het opgelegd krijgen van regels en wetten die hun christelijke levensbeschouwing of levensstijl beknotten. Daar tegenover stelden en stellen zij vaak het grote belang van vrijheid. En ze bedoelen dan niet een toegestane losbandigheid voor het eigen leven, maar een vrijheid om los te blijven van dwangmatige overheidsingrepen. Vrij om alles te geloven, te denken, te zeggen en te doen wat verband houdt met je fundamentele kijk op het leven. Met het ontstaan van de democratie lijkt die houding een tijdlang verdwenen. Er zijn nog heel lang democratische meerderheden geweest die besluiten namen in lijn met wat veel christenen dachten. Immers, er waren veel christenen en men vond de democratische gedachte niet slecht. Die kon ook een dam opwerpen tegen alleenheersers die antichristelijke besluiten zou kunnen nemen.
Maar tegenwoordig worden democratische meerderheden vaak niet meer gevormd door of voor christenen. Voor veel maatschappelijke zaken maakt dat niet uit, maar juist bij levensbeschouwelijke verschillen van inzicht kan een meerderheid opeens als een pijnlijke kanteling gevoeld worden. De samenleving verandert van onderop en dat weerspiegelt zich in de besluitvorming. Als die kanteling zich voordoet, kan dat soms tot gewetensbezwaren leiden bij minderheden. De angst, die altijd al bestond, wordt dan bewaarheid.
De vraag is wat een christen dan moet doen. Moet hij de overheid gehoorzamen of moet hij de consequentie dragen als hij zich principieel blijft verzetten? De vraag die daar mee samenhangt is: moet een christen in deze tijd de democratie blijven omarmen, ook als die soms leidt tot pijnlijke meerderheidsbeslissingen, of moet hij een alternatief nastreven, waarbij hij zich het recht voorbehoudt om meerderheden te overrulen vanuit normen en waarden die in zijn oog belangrijker zijn, zo niet een absolute voorrang verdienen (een beroep op goddelijke wetten dus, boven menselijke wetten). Dat is de keuze tussen democratie en theocratie.
Die spanning is er eigenlijk altijd wel geweest bij de meer orthodoxe christenen. Denk aan de SGP. Maar wat niet altijd is gebeurd is dat christenen met hun eigen religieus geïnspireerde wantrouwen tegenover overheid en democratie (als uiting van menselijke autonomie) zich hebben verenigd met andere niet-gelovige groepen in de samenleving die om hele andere redenen vol wantrouwen tegen de overheid zitten. Deze groepen hebben ook een duidelijk vrijheidsideaal, maar die ontlenen dat aan een ongebreideld individualisme, waarbij de eigen zienswijze wordt verabsoluteerd, tegenover alle tot dan toe gemeenschappelijk gedeelde waarheden. Onder invloed van een postmoderne filosofie is waarheid alleen nog waarheid als ik er zelf van overtuigd ben. Sowieso kunnen anderen, welke methode ze ook gebruiken, mij geen waarheid aandragen. Zij hebben immers hun eigen waarheid. En die laat ik me niet opdringen. Wetenschap, rechtsspraak, journalistiek, toch erkende instituten die de waarheid en niets dan de waarheid zoeken, worden als eenzijdige afhankelijke en dus onbetrouwbare fenomenen aan de kant gezet. Ook hier slaat alle wantrouwen terug op de overheid. Ook hier worden meerderheden niet meer erkend, omdat ze vooringenomen zijn, slecht geïnformeerd, gemanipuleerd of zelf als manipulator worden gezien. De eigen wantrouwende opvatting over anderen wordt de norm en dus gaat de logica om deze vermoedens te ondersteunen de kant op van complotten. Er worden gewoon verhalen verzonnen om het kloppend te krijgen. Waarheidsvinding is onzin, want feiten zijn "ook maar een mening". Deze postmoderne houding heeft dus geen enkel ankerpunt meer, geen enkele solide basis om te weten of iets klopt of niet. De enige grond voor alle beweringen wordt in de enkeling gevonden. En zo heeft elke enkeling een ander beeld van de waarheid. Het enige gemeenschappelijke hierin wordt gevonden in de gedachte dat alle anderen de vijand zijn, die de waarheid verdraaien en het op ons hebben gemunt. En zo kan men toch massaal de straat op. Maar de reden waarom is net zo gefragmenteerd als er individuele vormen van wantrouwen zijn.
Is die keuze van christenen, om zich aan te sluiten bij ondemocratisch, postmodern en ongelovig wantrouwen tegen de overheid, een goede keuze? Of moeten christenen zich houden bij het oude dilemma, dat de overheid enerzijds Gods dienaresse is die we dus moeten gehoorzamen (Romeinenbrief) en anderzijds dat we God meer gehoorzaam moeten zijn dan de mens? Zeg maar: het SGP-dilemma. En dit ideaal dan maar in isolatie, los van volkse opstanden en rebellie, blijven koesteren?
Die laatste keuze leidt tot een leven zonder revolutionaire, cynische ondertoon. We weten dat de overheid werelds is, dat er verkeerde beslissingen worden genomen en in het uiterste geval kan ons geweten van ons vragen om persoonlijk een andere keuze te maken, met alle consequenties, maar over het algemeen bevorderen we het welzijn van onze naaste en is ons ideaal een stil en gerust leven, waarbij we zoveel mogelijk vrede houden met alle mensen. Daar zou ik voor kiezen. Je kunt dan een theocratisch ideaal verwoorden, zonder de samenleving kwaad te berokkenen. God lief hebben boven alles en de naaste als jezelf. En dan blijft ook de democratie, met haar nadelen, verre te verkiezen boven autoritaire of dictatoriale vormen van bestuur.
Maar als wij ons verwant gaan voelen met alle boze, wantrouwige en soms leugenachtige complotdenkers van deze tijd en met hen de straat opgaan om zoveel mogelijk zand in de wielen van de overheid, de samenleving met haar instituten te strooien, dan zijn wij als christenen denk ik verzeild geraakt in het verkeerde verhaal en in een verkeerd streven. Dan verloochenen we onze roeping om een lichtend licht te zijn en een zoutend zout. Dan verliezen we ons hoofd en zijn we wereldgelijkvormig geworden. En dan neigen we ook al snel naar bewonderende blikken voor autoritaire bestuursvormen, waarvan we abusievelijk denken dat die een christelijk ideaal naderbij brengen. Denk aan het geflirt met leiders in Polen, Hongarije of ook de grenzeloze bewondering voor een notoire leugenaar en ophitser als Donald Trump. Om nog maar niet te spreken van de toespelingen op een terugkeer naar een nationalistische of fascistische leiding van land en volk. Als we daar achterna gaan lopen hebben we echt geen onderscheid der geesten meer. Helaas vindt dit toch ook onder sommige christenen weerklank.
gravo