woutersebel schreef:Ik begrijp wat je bedoelt.
In mijn geval dekt de bijbel of andere theologie niet alles helaas.
Als ik een brandende struik zie die niet verbrand en tot mij spreekt, kan ik inderdaad de theologie geloven en denken; oh, dit is dus God/een drager van een schaduw die tot mij spreekt.
Maar zou jij kunnen vertellen hoe het nou precies tot stand komt zo'n situatie?
De allegorie verduidelijkt de betekenis en noodzaak van het filosofische leerpad, dat wordt gepresenteerd als een proces van bevrijding. Het doel ervan is de opstijging vanuit de zintuiglijk waarneembare wereld van vergankelijke dingen, die wordt vergeleken met een ondergrondse grot, naar de zuiver spirituele wereld van het onveranderlijke zijn. Zo'n beklimming, zegt Socrates in de dialoog, kan alleen worden bereikt door een filosoof die lange tijd volhardend streeft. (wiki)
Je schrijft ''een drager van de schaduw'', of is het een drager van een bééld wat de schaduw vormt?
Het is echter beide niet vanuit het onvergankelijke zogezegd. Kijk maar naar het plaatje op wiki van de grot, een uitstekende weergave van de beelddragers en de schaduw, verlicht door een vergankelijk vuur.
Het NT houdt zich wat dat betreft bezig met het ''onveranderlijke zijn''. Het OT staan ook prachtige teksten in, zoals Jesaja, maar ik heb bij wijze van spreken al genoeg aan het Evangelie van Johannes.
De allegorie van de grot is gelijk aan het NT, het overzicht is hetzelfde; 2 naturen; deze wereld van de zintuigen en vergankelijkheid wat zich afspeelt in de duisternis. Een noodorde, een matrix, het Licht niet begrijpend. En daarbuiten de wereld van het Licht en Leven.
Wat de mens zou kunnen bereiken, is een glimp van het ware Licht of een inslag, het Woord, de toon van buiten de grot, vanuit het oorspronkelijke Leven. En de ontvanger is het ontvankelijke hart.
En dan komt de mens tot het geloof.
En daar gaat het NT over, evenals daarna de beklimming en de lange tijd van volharding.
Joh. 1
4 In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen.
5 En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.