benefietdiner schreef:(...)Je heb het over ‘zuivere genade’. Ik begrijp je rede. Je zegt: ‘Genade kan alleen genade zijn als je er zelf niets aan toevoeg’. Maar bekering gaat altijd vóór genade vooraf, genade is dan vergeving of clementie, zo moet genade ook gezien worden en dat is zuiver Bijbels, niet zoals jij het uitlegt.
Met de nadruk op bekering als het verlossende moment voor de mens, kom je als vanzelf op deze logische redenering uit. Immers, God heeft alles al gedaan, de weg ter verlossing is geopend door Jezus Christus, dit Evangelie is gepredikt, de mensen zijn geroepen en nu krijgt de mens de ruimte en de gelegenheid om die roepstem te beantwoorden, zijn leven te beteren en door geloof alles toe te eigenen wat hem wordt aangeboden. Dit moment van bekering / geloof is eerst en dan volgt ook de daadwerkelijke vergeving, dat dan de genade-verlening wordt genoemd. Ik denk dat ik het zo goed samenvat. Eerst de bekering (niet als verdienste, maar als antwoord) en daarna de genade, in feite als logisch uitvloeisel van de geloofsstap: nu is er dan ook de beloofde genade.
Hiermee wordt het begrip genade echter te kort gedaan, denk ik. Want voor mij heeft de genade ook te maken met het wezen van God.
Want God is barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid. De indrukwekkende belijdenis van zowel Mozes als Elia. Naar mijn gevoel betekent dit dat Gods hele wezen er op gericht is om mensen te behouden en het paradijs te herstellen. Niet zozeer vanuit een juridisch perspectief, al is dat met de kruisdood van Jezus ook een aspect, maar vanuit Zijn innerlijk. Barmhartigheid is afkomstig van hetzelfde woord als "baarmoeder". Het is Gods diepste wezen dat Hij beschermt, onderhoudt en liefheeft. Genade is Zijn drijfveer. Hij wil vergeven (70 x7 keer), beminnen, trouwen (het beeld van het huwelijk), beschermen (de kuikens onder de vleugels).
Onvermijdelijk is God dus de eerste in het verlossingswerk. Dat is ook Bijbels. Hij voorziet in een Lam voor het brandoffer. Hij heeft ons eerst liefgehad. Sterker nog: Hij koesterde reeds liefdevolle gevoelens voor ons toen wij nog van niets wisten, niets wilden, niets konden, niets verwachtten.
Dat God ons niettemin opzoekt, dat Hij ons desondanks liefheeft, heeft dus een hele diepe, maar ook hele oude wortel. Het komt namelijk uit de eeuwigheid, uit het eeuwige wezen van God, uit Zijn Raad. De Raad Gods is voor ons verborgen, maar het is niet onbekend dat die Raad er is. In de eeuwigheid vroeg God Zich af Wie Hij zou moeten zenden (naar de wereld). In die eeuwigheid antwoordde de Eeuwige Zoon: Zend Mij!
Daar ligt dus de bron van onze verlossing. Daar, in de Eeuwige Raad Gods is besloten tot de Schepping en tot het onderhouden van de Schepping (Die trouw houdt en niet laat varen wat Zijn hand begon). Daar komt dus ook het herstel vandaan. De herschepping. Uit de trouw van God.
Of de namen van de gezaligden nu vóór of ná de zondeval worden genoemd, daarover is in het gereformeerde denken altijd verschillend gedacht. Dan gaat het om de vraag hoe vrijwillig de geschapen mens was. Kwam de zondeval als een nieuwe, onvoorbereide schepping van het kwaad in de wereld, waarop God Zijn herscheppingsplan ging uitvoeren (infralapsarisme) of was de zondeval al eeuwige kennis, bekend bij God en zijn de namen dus al in de beslotenheid van de eeuwigheid voor de zondeval genoemd (supralapsarisme). Ik neig naar het laatste, meest orthodoxe standpunt, omdat ik de eeuwigheid niet kan opknippen in een voor of na een bepaald tijdstip.
Waar het om gaat is dat in de eeuwigheid de genade heerst, omdat de Eeuwige God genadig is naar Zijn wezen. Omdat Jezus de straf draagt, is zelfs het juridische aspect (genade als afbetaalde straf = vrijspraak) niet langer bepalend. Bepalend is of God je liefheeft of niet. In beide gevallen is er het recht. Alles wordt rechtvaardig beoordeeld. Maar als God je liefheeft (eeuwige genade) dan valt de straf op Jezus Christus. Mocht er geen liefde tussen God en mens zijn, dan blijft de straf op ons. In beide gevallen is dit juridisch onaanvechtbaar.
Het springende punt is dus of we van eeuwigheid bemind worden of niet. Dat is de benodigde genade waar ik het over heb.
Waarmee ik niet zeg (belangrijk!) dat we van eeuwigheid niet bemind worden. Een ongezonde, ongelovige gevolgtrekking.
Het is een voorwaarde, maar in hoeverre aan die voorwaarde wordt voldaan is niet aan ons.
gravo