Mortlach schreef:Is het niet gewoon een definitiekwestie? Als je eenmaal hebt gesteld dat alles door goed wordt bepaald (wat is de regel? Er valt geen blad van een boom zonder dat God het wil), dan valt het sterven van mensen daar dus ook onder. Wat je er verder aan hebt, geen idee. Het lijkt mij niet direct een troostrijke gedacht als het sterven echt 'te vroeg' komt.
Uiteraard is dit een definitiekwestie. Je raakt hier het dilemma aan van religie. Een dilemma dat pas met de onttovering die bij de moderniteit hoort vol aan het licht is gekomen: zodra over (een) God wordt gesproken, wordt die God dan gedefinieerd door ons mensen die over Hem zijn begonnen, of spreken wij dan op onnavolgbare wijze over een God die Zichzelf geheel soeverein definieert?
Oftewel: wie was/is de eerste? Wie bepaalt, wie definieert, wie schept wie?
Mijn visie is dat de wending tot (een) God, het ontstaan van religie(s), een menselijke en daarom in theorie aanwijsbare handeling is geweest, geboren uit alle verwondering, maar ook uit alle onbegrip en vrees voor de werkelijkheid waarin men wakker werd.
Het is een bijna evolutionaire noodzakelijkheid die bij de majeure stap van bewustwording hoort. Nu wij zien, voelen, weten ervaren dat we leven en sterven op aarde, onder zon, maan en sterren met dieren en planten, nu wij daarover zijn gaan nadenken komen er vragen. Vanwaar? Waarom? Van Wie? Hoe? Wanneer?
De vraag is of de definities van God die uit dit proces geboren worden volstrekt willekeurig zijn (er zijn zoveel goden gedefinieerd) of dat er een voor ons verborgen, maar aanwezig verband is met het mysterie van het bestaan, met de wonderlijke waarheid dat er überhaupt een werkelijkheid is.
Mijn geloofvisie is dat zich in de definities van God die voortkomen uit het ontwakende bewustzijn van de mens langzamerhand eigenschappen manifesteren van het wezenlijke dat onze werkelijkheid kenmerkt, van het Wezen van onze werkelijkheid.
Het feit dat wij "God" zeggen, zou wel eens een aanwijzing voor God kunnen zijn, zou wel eens een aanwijzing van God kunnen zijn.
Er is een wisselwerking. Zouden wij God niet hebben gedefinieerd (de evolutie van ons brein hebben kunnen omzeilen) dan zou er geen God zijn. Maar de onontkoombaarheid van zijn zoals we zijn (inclusief de alomtegenwoordige startpunten van religie), is voor mij een reden om de godsvoorstellingen van ons mensen serieus te nemen en ze als openbaringen te zien.
Dat is het mystieke element in de religie: de mens is materie, uit de aarde aards, maar heeft ook de vonk van het leven ontvangen (ingeblazen gekregen). Dat is het mysterieuze contactpunt waardoor de menselijke definities van God niet willekeurig zijn, maar verband houden met het diepste Wezen van het zijn. Mystici zouden spreken van de goddelijke vonk. Als gereformeerd mysticus houd ik het er maar op dat wij naar Gods beeld geschapen zijn.
Wat zou er gebeuren als wij dit zouden ontkennen? Zouden we dan niet ingrijpen in het genoemde evolutionaire proces? En zouden wij met deze radicale verontgoddelijking dan niet alleen onszelf wezenlijk beschadigen, maar ook God hiermee doden?
Keren wij daarmee dan niet terug naar de evolutionaire staat van vóór de bewustwording?
gravo