Berichtdoor Marnix » 08 jan 2015 10:08
Sowieso zie ik het punt niet. Ik heb namelijk een kunstkerstboom. Die is niet van hout gemaakt dus valt overduidelijk niet onder wat er wordt bedoeld in de bijbeltekst. En ik gooi ook niet de andere helft van het materiaal in het vuur om me er aan te warmen en vlees te roosteren en zeg dan: Ha, lekker warm! En ik zeg al helemaal niet tegen de kerstboom: Red me want u bent mijn god.
[12] Een smid hanteert gereedschap om ijzer te smeden in een gloeiend vuur. Hij vormt het met een hamer en bewerkt het met krachtige hand. Maar als hij honger krijgt, verliest hij zijn kracht, en als hij geen water drinkt, raakt hij uitgeput. [13] Een beeldsnijder spant een meetlint en geeft de ruwe omtrek aan met een beitel. Dan snijdt hij een figuur uit met een fijn mes en tekent de precieze vorm af met een passer. Hij maakt er een menselijke figuur van, een prachtig beeld, om in een huis te zetten.
[14] Iemand velt een paar ceders, of hij kiest een pijnboom en een eik, die hij in het bos met andere bomen heeft laten opgroeien; of een laurierboom die hij heeft geplant en die groeide door de regen. [15] Ze dienen hem tot brandhout: hij gebruikt het om zich te warmen, of om er brood op te bakken. Of hij bewerkt het tot een god, waarvoor hij knielt; hij maakt er een godenbeeld van, waarvoor hij zich neerbuigt. [16] Met de ene helft stookt hij een vuur, waarop hij vlees bereidt; hij roostert het vlees en doet er zich te goed aan. Hij wordt warm en zegt: ‘Ha, lekker warm! Ik zie de gloed van het vuur!’ [17] Van de rest maakt hij een god, een godenbeeld waarvoor hij knielt en zich neerbuigt in gebed: ‘Red mij, want u bent mijn god.’
[18] Ze begrijpen het niet, ze beseffen het niet; blijkbaar zitten hun ogen dichtgeplakt, waardoor ze niets zien en het hun aan inzicht schort. [19] Het dringt niet tot hen door, ze missen de kennis en het inzicht om te bedenken: Met de ene helft heb ik een vuur gestookt, op de gloeiende houtskool heb ik brood gebakken en vlees geroosterd om te eten. Van wat overbleef heb ik een gruwelijk beeld gemaakt. Ik buig me dus neer voor een blok hout. [20] Wat zij koesteren is as! Een verwarde geest heeft hen op een dwaalspoor gebracht. Ze zijn niet meer te redden, want ze vragen zich niet af: ‘Is wat ik in mijn hand houd eigenlijk geen bedrog?’
Zijn me nu klaar met alle inlegkunde, wetticisme enz?
“God cannot give us a happiness and peace apart from Himself, because it is not there. There is no such thing.”
― C.S. Lewis”