De Bijbel laat er geen misverstand over bestaan dat Jezus Christus fysiek uit de dood is opgestaan, met de littekens van de spijkers als stille getuigen tegen de claims dat hij een ander lichaam had gekregen.
Lukas 24
36 En toen zij over deze dingen spraken, stond Jezus Zelf in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u.
37 En zij werden angstig en zeer bevreesd en dachten dat ze een geest zagen.
38 En Hij zei tegen hen: Waarom bent u in verwarring en waarom komen zulke overwegingen op in uw hart?
39 Zie Mijn handen en Mijn voeten, want Ik ben het Zelf. Raak Mij aan en zie, want een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals u ziet dat Ik heb.
40 En terwijl Hij dit zei, liet Hij hun de handen en de voeten zien.
41 En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden, en zich verwonderden, zei Hij tegen hen: Hebt u hier iets te eten?
42 En zij gaven Hem een stuk van een gebakken vis en van een honingraat.
43 En Hij nam het aan en at het voor hun ogen op.
Johannes 20
24 En Thomas, een van de twaalf, Didymus genoemd, was niet bij hen toen Jezus daar kwam.
25 De andere discipelen dan zeiden tegen hem: Wij hebben de Heere gezien. Maar hij zei tegen hen: Als ik in Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie, en mijn vinger niet steek in het litteken van de spijkers, en mijn hand niet steek in Zijn zij, zal ik beslist niet geloven.
26 En na acht dagen waren Zijn discipelen weer binnen en Thomas was bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden en zei: Vrede zij u.
27 Daarna zei Hij tegen Thomas: Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig.
28 En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God!
29 Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven.
Handelingen 2
29 Mannenbroeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij ons is.
30 Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten,
31 daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in het graf en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien. (Vgl. Psalm 16,10)
32 Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn.
Deze passages maken korte metten met de beweringen dat Jezus een opstandingslichaam kreeg en/of geestelijk opstond uit de dood, want een geest heeft geen vlees en beenderen. Wat ik mij afvraag is het volgende: waarom was Thomas als jood zijnde zo dogmatisch over de fysieke opstanding van Christus dat hij zijn geloof er van liet afhangen?