mw schreef:
Handelingen 20 En op de eerste dag van de week, toen de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, sprak Paulus hen toe
Daarvoor is een verklaring, ik copy/paste even een stukje:
Omdat vertalers gewoon waren om de zondag te vieren en geen oogstfeest met zeven daaraan voorafgaande sabbatten kenden, (want er staat eigenlijk eerste der sabbatten, ipv eerste dag der week) zijn de verwijzingen naar het wekenfeest in hun vertalingen niet meer te herkennen. Vertalers uit de volken hebben over het algemeen te weinig oog gehad voor de Joodse achtergrond van het Nieuwe Testament. Als er in het Nieuwe Testament over "de eerste dag der week" gesproken wordt, dan staat er in werkelijkheid: "één der sabbatten" of "de eerste der sabbatten". De sabbatten in kwestie zijn de zeven sabbatten van het wekenfeest. De voorschriften die Paulus voor de collecte ten bate van Jeruzalem gaf, komen overeen met de voorschriften uit de Torah voor dit Joodse feest.
Deut.16:10 "naar de mate van de gaven, die gij vrijwillig geven zult, naar dat de HERE, uw God, u gezegend heeft"
2 Kor.9:7 "een ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen..."
1 Kor.16:2 "In elk der sabbatten legge ieder van u bij zichzelf [terzijde] en sla op naar hij verworven heeft".
Na zeven sabbatten werd het wekenfeest gevierd, dat ook wel Pinksterfeest wordt genoemd. Het woord Pinksteren is afgeleid van "Pentecosta" dat "vijftig" betekent, en heeft betrekking op de vijftig dagen uit Lev.23:16. Daarom schreef Paulus aan de Korinthiërs, dat ze "in elk der sabbatten" van hun inkomsten iets apart moesten leggen, en dat hijzelf nog "tot Pinksteren" in Efeze zou blijven (1 Kor.16:8). De sabbatten in kwestie waren de zeven sabbatten (of weken) die aan het Pinksterfeest voorafgingen.
De dag waarop de gemeente van Troas naar Paulus was komen luisteren viel binnen de reeks van sabbatten voorafgaande aan het wekenfeest. Vandaar dat er in het Grieks staat dat de christenen "in één der sabbatten" samengekomen waren. Paulus wilde de volgende dag vertrekken en Efeze voorbijvaren omdat hij op de Pinksterdag in Jeruzalem wilde zijn (Han.20:8, 16). Uit de vermelding van het Pinksterfeest blijkt opnieuw, dat de uitdrukking En de te mia toon sabbatoon betrekking heeft op de zeven sabbatten die in Deut.16:9 worden genoemd.
Binnen de gemeente van Rome bestond er ten aanzien van het houden van bepaalde dagen verschil van mening, waarschijnlijk tussen messiasbelijdende Joden en gelovigen uit de volken (vgl. Rom.15:7-9). Naar aanleiding van dit meningsverschil schreef Paulus:
"Deze immers [d.i. de messiasbelijdende Jood] stelt de ene dag boven de andere, gene [d.i. de gelovige uit de volken] stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn eigen besef ten volle overtuigd.... Gij echter [messiasbelijdende Jood], wat oordeelt gij uw broeder? Of ook gij [gelovige uit de volken], wat minacht gij uw broeder? Want wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel Gods... Zo zal [dan] een ieder onzer voor zichzelf rekenschap geven [aan God]"
(Rom.14:5-6, 10, 12).
Voor gelovigen uit de volken is er geen bijbels gebod om de sabbat of de zondag te heiligen, laat staan dat het onderhouden van zulke dagen essentieel zou zijn voor hun behoud of dat zij elkaar op grond van het al-dan-niet houden van een bepaalde dag zouden mogen veroordelen.
Hiermee is echter niet alles over dit onderwerp gezegd. Paulus heeft immers ook geschreven:
"Laten wij dan niet langer elkander oordelen, maar komt liever tot dit oordeel: uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven... Zo laten wij dan najagen hetgeen de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert... Wij, die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen. Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing"
(Rom.14:13, 19; 15:1-2).
Als wij in Israël zouden wonen, dan zouden we op sabbat behoren te rusten om onze omgeving geen aanstoot te geven. En als we in een streek wonen waar rigoureuze opvattingen over de zondag worden gehuldigd, dan is het goed om op de eerste dag der week af te zien van aktiviteiten waaraan onze omgeving zich ergert. De eis der liefde weegt zwaarder dan de christelijke vrijheid (Rom.14:15).
Wat zou de apostel echter hebben gezegd, als hij had kunnen gadeslaan hoe predikanten en politici op grond van "Gods wet" voor handhaving van de zondagsrust aan het actievoeren waren? Ik vermoed dat Paulus het volgende ingezonden stuk in het Reformatorisch Dagblad zou hebben laten plaatsen:
"Zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken. Laat toch niemand u oordelen inzake…rustdagen, die een schaduw zijn van toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus. Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb"
(1 Tim.1:7, Kol.2:16-17, Gal.4:10-11).
(bron:hetbestenieuws)
Bovenstaande uitleg spreekt komt me het meest bijbelgetrouw over.
Maar als iemand denkt/vindt dat er iets onbijbels aan is, hoor ik het wel.