In Johannes 6 zegt Jezus:
'Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt....' (v. 33)
'Want Ik ben uit de hemel neergedaald....' (v. 38)
41 De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood dat uit de hemel neergedaald is.
42 En zij zeiden: Is Hij niet Jezus, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?
Vervolgens zegt Jezus in hetzelfde hoofdstuk:
'Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt...' (v. 50)
'Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is' (v. 51)
'Dit is het brood dat uit de hemel neergedaald is' (v. 58)
60 Velen dan van Zijn discipelen die dit hoorden, zeiden: Dit woord is hard; wie kan het aanhoren?
61 Maar omdat Jezus bij Zichzelf wist dat Zijn discipelen daarover morden, zei Hij tegen hen: Neemt u hier aanstoot aan?
62 En als u de Zoon des mensen nu eens zou zien opvaren naar de plaats waar Hij eerder was? (= de hemel)
Wat bedoelde Jezus met dat hij uit de hemel was neergedaald?