101 Preteristische tijdsaanduidingen
Voor de mensen die onbekend zijn met het preterisme, de definitie van wikipedia is:
Het preterisme is een opvatting binnen het christendom waarbij de profetieën van de eindtijd, onder andere uit het bijbelboek Openbaring, niet over de toekomst gaan maar reeds vervuld zijn in het verleden. Preteristen plaatsen de vervulling van de bijbelse voorspelling in de eerste eeuw na Christus, de tijd van de Romeinse keizer Nero en de Joodse Opstand met Rome.
Het woord preterist is afkomstig van het Latijnse woord praeteritus, dat 'voorbij gegaan' of 'verleden tijd' betekent. Men bedoelt dus dat de apocalyps tot het verleden behoort. Een veel gebruikte bron binnen deze beweging zijn de brieven van Flavius Josephus.
1. "Want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen." (Matt. 3:2)
2. "Wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?" (Matt. 3:7)
3. "Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen." (Matt. 3:10)
4. "De wan is in zijn hand." (Matt 3:12)
5. "Want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen." (Matt. 4:17)
6. "Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen." (Matt. 10:7)
7. "Gij zult niet alle steden van Israël zijn rondgekomen, voordat de Zoon des mensen komt." (Matt. 10:23)
8. "....noch in de toekomende [eeuw]." (Matt. 12:32)
9. "Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden." (Matt. 16:27)
10. "Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid." (Matt. 16:28; vgl. Mark. 9:1; Luk. 9:27)
11. "Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen?' '....Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren.' '....Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt.' '....En toen de overpriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij, dat Hij hen bedoelde." (Matt. 21:40-41,43,45)
12. "Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt." (Matt. 24:34)
13. "Van nu aan zult gij [Kajafas, de overpriesters, de schriftgeleerden, de oudsten, de gehele Sanhedrin] de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende op de wolken des hemels." (Matt. 26:64; Mark. 14:62; Luk. 22:69)
14. "Het Koninkrijk Gods is nabijgekomen." (Mark. 1:15)
15. "Wat zal de heer van de wijngaard doen? Hij zal komen en de pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. ....Want zij [de overpriesters, schriftgeleerden en oudsten] begrepen, dat Hij met het oog op hen die gelijkenis gesproken had." (Mark. 12:9,12)
16. "Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt." (Mark. 13:30)
17. "Wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?" (Luk. 3:7)
18. "Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen." (Luk. 3:9)
19. "De wan is in zijn hand...." (Luk. 3:17)
20. "Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen." (Luk. 10:9)
21. "Dat het Koninkrijk Gods nabijgekomen is." (Luk. 10:11)
22. "Wat zal dan de heer van de wijngaard met hen doen? Hij zal komen en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven.' '...En de schriftgeleerden en overpriesters ...begrepen, dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had." (Luk. 20:15-16,19)
23. "Want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat." (Luk 21:22)
24. "Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt." (Luk. 21:32)
25. "Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen, want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten, die niet hebben gezoogd. Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons." (Luk. 23:28-30; Vergelijk Openb. 6:14-17)
26. "Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou." (Lukas 24:21)
27. "Ik kom tot u. ...Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. ...Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?" (Joh. 14:18,20,22)
28. "Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan?" (Joh 21:22)
29. "Maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen..." (Hand 2:16-17)
30. "Omdat hij een dag heeft vastgesteld waarop hij weldra 'de bewoonde wereld zal oordelen ..." (Hand. 17:31)
31. "Dat er weldra een opstanding zal zijn van én rechtvaardigen én onrechtvaardigen." (Hand. 24:15)
32. "Maar als hij spreekt over gerechtigheid, zelfbeheersing en het oordeel dat aanstaande is..." (Hand. 24:25)
33. "Echter niet om [Abraham's] wil alleen werd geschreven: het [geloof] werd hem toegerekend [als rechtvaardigheid], maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend." (Rom. 4:23-24)
34. "Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven." (Rom. 8:13)
35. "Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden." (Rom. 8:18)
36. "Dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij." (Rom. 13:11-12)
37. "De God nu des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden." (Rom. 16:20)
38. "De tijd is kort." (1 Kor. 7:29)
39. "Want het uiterlijk van deze wereld is bezig te verdwijnen." (1 Kor. 7:31)
40. "Dit is ...opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is." (1 Kor. 10:11)
41. "Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden." (1 Kor. 15:51-52)
42. "Maranata!" [De Here komt!] (1 Kor 16:22)
43. "...niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw." (Efez. 1:21)
44. "De Here is nabij." (Filipp. 4:5)
45. "Het evangelie ...dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel." (Kol. 1:23; Vergelijk Matt. 24:14; Rom. 10:18; 16:26; Kol. 1:5-6; 2 Tim. 4:17; Openb. 14:6; vgl. 1 Clement 5,7)
46. "...dingen, die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest." (Kol. 2:16-17)
47. "...wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren... ...daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden... ...Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou." (1 Thess. 4:15,17; 5:4)
48. "En geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn." (1 Thess. 5:23)
49. "Indien het inderdaad recht is bij God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht." (2 Thess. 1:6-7)
50. "De godsvrucht ...daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst." (1 Tim .4:8)
51. "Ik beveel u ...dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onzen Heere Jezus Christus." (1 Tim. 6:14)
52. "...leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen." (1 Tim. 6:19)
53. "Dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn... ...houd ook dezen op een afstand. Want tot hen behoren zij, die zich in de huizen indringen en vrouwtjes weten in te palmen... ...staan ook dezen de waarheid tegen... ...Maar zij zullen het niet veel verder brengen, want hun onzinnigheid zal aan allen overduidelijk worden." (2 Tim. 3:1-2,5-6,8-9)
54. "Ik betuig voor het aanschijn van God en van Christus Jezus, die weldra levenden en doden zal oordelen..." (2 Tim. 4:1)
55. "Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon." (Hebr. 1:1-2)
56. "Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?" (Hebr 1:14)
57. "Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen." (Hebr. 2:5)
58. "En de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben." (Hebr. 6:5)
59. "Want de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding." (Hebr. 6:7-8)
60. "Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning." (Hebr. 8:13)
61. "Daarmede gaf de heilige Geest te kennen, dat de weg naar het [hemelse] heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken." (Hebr. 9:8-10; Vergelijk Gal. 4:19; Efez. 2:21-22; 3:17; 4:13)
62. "Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn." (Hebr. 9:11)
63. "Maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen." (Hebr. 9:26)
64. "Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen..." (Hebr. 10:1)
65. "...naarmate gij de dag ziet naderen." (Hebr. 10:25)
66. "...de ijver van een vuur dat de tegenstanders gaat verteren." (Hebr. 10:27)
67. "Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten." (Hebr 10:37)
68. "Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige." (Hebr. 13:14)
69. "Zó zult ge spreken en zó zult ge doen: als mensen die beoordeeld gaan worden door de Wet der vrijheid." (Jak. 2:12)
70. "Welaan dan, gij rijken, weent en maakt misbaar over de rampen, die u zullen overkomen. ...Gij zijt schatten gaan opleggen, terwijl het de laatste dagen zijn." (Jak. 5:1,3)
71. "Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren!" (Jak. 5:7)
72. "Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij." (Jak. 5:8)
73. "...de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd." (1 Petrus 1:5)
74. "Hij ...is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u." (1 Petrus 1:20)
75. "Maar zij zullen daarvan rekenschap moeten geven aan Hem, die gereed staat om levenden en doden te oordelen." (1 Petrus 4:5)
76. "Het einde aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden." (1 Petrus 4:7)
77. "Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods." (1 Petrus 4:17)
78. "...als mede-oudste en getuige van alle lijden van de Christus en ook deelgenoot van de heerlijkheid die geopenbaard gaat worden." (1 Petr. 5:1)
79. "En wij hebben het profetische Woord ...en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de Morgenster opga in uw harten." (2 Petr. 1:19)
80. "Maar het oordeel houdt zich reeds lang met hen bezig en hun verderf sluimert niet." (2 Petr. 2:3)
81. "Dat in het laatste der dagen spotters komen zullen. ...Want willens is dit hun onbekend." (2 Petr. 3:3.5)
82. "Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! Verwachtende en haastende tot de toekomst van den dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten." (2 Petr. 3:10-12)
83. "De duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds." (1 Joh. 2:8)
84. "En de wereld gaat voorbij en haar begeren." (1 Joh. 2:17)
85. "Het is de laatste ure." (1 Joh. 2:18)
86. "Zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is." (1 Joh. 2:18; Vergelijk Matt. 24:23-34)
87. "En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld." (1 Joh. 4:3; Vergelijk 2 Thess. 2:7)
88. "Want er zijn zekere mensen binnengeslopen – reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven. ...Ook over hen heeft Henoch ...geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te straffen..." (Judas 1:4,14-15)
89. "Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus, dat zij tot u hebben gezegd: Aan het einde des tijds zullen er spotters komen, die naar hun eigen goddeloze begeerten zullen wandelen. Zij zijn het, die scheuringen maken..." (Judas 1:17-19)
90. "...om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden." (Openb. 1:1)
91. "De tijd is nabij." (Openb. 1:3)
92. "Maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben." (Openb, 2:25)
93. "Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal." (Openb. 3:10)
94. "Ik kom spoedig." (Openb. 3:11)
95. "En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf." (Openb. 12:5)
96. "En in haar [de Grote Stad Babylon] werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen, die geslacht zijn op de aarde." (Openb. 18:24; Vergelijk Matt. 23:35-36; Luk. 11:50-51)
97. "...om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet." (Openb. 22:6)
98. "En zie, Ik kom spoedig." (Openb. 22:7)
99. "Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij." (Openb. 22:10; Vergelijk Dan. 8:26)
100. "Zie, Ik kom spoedig." (Openb. 22:12)
101. "Ja, Ik kom spoedig." (Openb. 22:20)