reform schreef:Ik heb even een hulplijn ingeschakeld voor de reactie van Elbert
.
Zozo, wie zal ik eens bellen?
Formenoij schreef:Bij de interpretatie van een Bijbelgedeelte moeten wij goed voor ogen houden dat de Bijbel woordelijk geïnspireerd is. Dit betekent dat elk woord zijn eigen betekenis heeft; het kan dus niet door een ander woord worden vervangen. Er is dus geen sprake van synonimie.
De eerste 5 boeken van de Bijbel worden Thora, wet genoemd. Het zijn dus juridische documenten. Dergelijke documenten moeten zodanig opgesteld zijn dat zij niet voor meer dan een uitleg vatbaar zijn. Bij menselijke geschriften lukt dat niet altijd. Als een geschrift Goddelijk is geïnspireerd moet dat natuurlijk wel lukken.
Juridische documenten worden vaak gestructureerd door titel- en artikelnummering. In de Bijbel gebeurt dat niet; de indeling wordt bewerkstelligd door literaire technieken, sleutelwoorden e.d.
Ik geloof eveneens dat de Bijbel woordelijk geinspireerd is. Ik denk dat het verschil in opvatting vooral hierin zit, dat ik de inspiratie van de Bijbel niet op 1 noemer wil brengen. In het stukje hierboven proef ik wel een beetje dat alles op de noemer van de jurisdictie wordt gebracht en dat vandaaruit verder wordt geredeneerd. Ik stem ermee in dat de Bijbel juridisch van aard is (de hele Bijbel, dat betoog ik ook in
dit topic), maar niet uitsluitend. De Bijbel is namelijk ook historisch, poetisch, apocalyptisch, wijsgerig enz. van aard. Dat betekent dat de Bijbel dus geheel eigensoortig is, waarover we niet zomaar onze exegetische rasters kunnen leggen, aan de hand waarvan we de betekenis denken te kunnen achterhalen. De Bijbel is wat dat betreft haar eigen uitlegger (autopistie). Bij een goede Bijbeluitleg is dan ook de leiding van de Heilige Geest nodig.
Dat gezegd hebbend, kom ik ook tot de conclusie dat de Bijbel stijlfiguren kent, zoals het asyndeton, hypallage, anthitetische parallellismen, synonieme parallellismen, chiasmen enz. (er zijn meer constructies dan ik hier kan noemen. Ik meen me te herinneren, bij het lezen van het
commentaar van Calvijn op de Romeinenbrief, dat hij er in de eerste hoofdstukken minimaal 5 onderkende). Ik geloof dus niet alleen dat de Bijbel woordelijk geinspireerd is, maar ook voor wat betreft de zinswendingen, de stijlfiguren, enz. Dat is een iets andere benadering dan een puur grammaticale insteek, waarbij elk woord een soort van primair bouwsteentje is in de blokkendoos die uitleg heet. In tegenstelling daarmee geloof ik dat we van een woord pas in de context van het hele zinsverband en tekstgedeelte de betekenis kunnen achterhalen.
Daarmee sluit ik dus een vorm van synonimi niet bij voorbaat uit. Het is aan de Bijbel in haar context om te bepalen of we met synonieme uitdrukkingen te maken hebben of niet.
Voorbeelden van synoniem parallellismen zoals ik die in de Bijbel tegenkom zijn bijvoorbeeld:
Gen. 2:23 Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees
Matth. 11:30 Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.
Voorbeelden van antithetische parallellismen zijn te vinden in het Spreukenboek. Het overgrote deel van dit bijbelboek bestaat uit verzen met deze structuur: De goddeloze doet A, maar de rechtvaardige doet B.
Dit zijn echt geen zwerfstenen in de Bijbel; door sommige theologen wordt geschat dat eenderde van het OT uit dit soort stijlfiguren bestaat.
In dit topic is het van belang dat ik Gen. 2:4 als synoniem parallellisme lees:
Gen. 2:4 Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte.
Hierin zijn "als zij geschapen werden" en "ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte" elkaars versterkende synoniemen.
In het eerste stukje wordt het hebreeuwse woord bara gebruikt, in het tweede het woord asah. Vandaar ook dat ik niet zoveel op heb met een krampachtig onderscheid tussen bara en asah. Deze beide woorden hebben elkaar overlappende betekenissen, afhankelijk van de context.
Dat dit in de historie ook zo gezien is, bewijst de Septuagint. Die vertaalt in Gen. 1 bara en asah beide zonder pardon met epoihsen (afgeleid van poieo). Nu kunnen we (terecht) zeggen dat de Septuagint de grondtekst niet is, maar het heeft ons toch het nodige te zeggen, omdat de Septuagint vaak in het Nieuwe Testament letterlijk wordt geciteerd (o.a. de evangelist Lukas citeert vrijwel uitsluitend uit de Septuagint), zelfs als de vertaling naar het grieks enigszins afwijkt van de hebreeuwse grondtekst. Je kunt dus niet zomaar zeggen dat een bepaald woord altijd en overal dezelfde betekenis kan hebben.
Formenoij schreef:Na deze inleiding over het karakter van het Bijbels taalgebruik kan ik overgaan tot de behandeling van de tegen de gap theory aangevoerde bezwaren.
In de eerste plaats stel je dat het werkwoord bara ook een ander actief onderwerp kan hebben dan God. Je voert daarvoor aan Joz 17:15 en 18; Ez 21:19 en 23:47.
Dit argument kan niet opgaan. In deze teksten is sprake van een ander werkwoord bara dan in Gen 1:1. Er is een zelfde situatie als bij het Nederlandse werkwoord “wassen”. Dit werkwoord kan “reinigen” betekenen, maar ook “toenemen”. Wassen reinigen komt van de stam wask die men aantreft in Oud-Engels (wascan> Modern Engels to wash) en wassen, toenemen van de stam wachs die men aantreft in Duits wachsen en Gotisch wahsjan.
Bij het Hebreeuwse werkwoord bara zie je dat in de vervoeging. Het werkwoord bara in de zin van scheppen door God komt alleen voor in de Qal en de Nif` al conjugatie. De Qal conjugatie is afgeleid van de grondstam; dat zijn in het Hebreeuws in het algemeen 3 consonanten (zoals je weet, werden in de oorspronkelijke tekst klinkers over het algemeen niet uitgedrukt). De Nif`al conjugatie is de lijdende vorm bij de Qal-conjugatie. Deze wordt gevormd door n voor de stam te zetten. De Qal-conjugatie van het werkwoord “schrijven” is KaTaB. De Nif`al-conjugatie daarbij is NiKTaB, het wordt geschreven.
De door jou aangehaalde teksten waarbij bara niet “scheppen” betekent, staan in een andere conjugatie, te weten de Pi`el-conjugatie. Deze wordt gevormd door de middelste consonant te verdubbelen. De Pi` el van KaTaB is KiTTeB. Die stam is een intensivum of frequentativum. Bij het werkwoord KaTaB betekent het dus “veelvuldig schrijven”.
De verschillende werkwoorden bara kunnen ook heel goed van verschillende stammen afkomstig zijn. Het in Joz 17:15 en 18 alsmede Ez 21:19 en 23:47 van een stam b-r-w die in het Arabisch voorkomt en bara, scheppen van een stam die terug te vinden is in Koptisch berre, nieuw. Als je het werkwoord 'bara' niet als exclusief werk van God ziet, kun je ook gaan verdedigen dat Satan ook kan scheppen. Ik neem aan dat je dat niet voorstaat. Met die visie wordt de uniciteit van God in gevaar gebracht, hetgeen in strijd is met Deutronomium 6:4.
Met dit stukje kan ik het grotendeels eens zijn (de enige kanttekening die ik in dit verband plaats is dat de satan wel de vader der leugen is, Joh. 8:44). De opmerking die ik in m'n vorige post hierover maakte, kwam er eigenlijk op neer dat de uitspraak "bara kan alleen God" iets te massief gesteld was.
Formenoij schreef:Als ik jouw visie goed begrijp, heeft God in Gen 1:1 de hemel compleet met alle toebehoren geschapen, maar de aarde slechts als een vormloze klomp. Dit betekent dat het woord bara ten aanzien van “hemel” een duidelijk andere inhoud heeft, dan ten aanzien van de aarde. Je geeft een andere invulling van bara bij aarde dan bij hemel. Dat mag je niet zomaar doen.
Nou, ik doe over de compleetheid (voltooiing) van de schepping van de hemel in Gen. 1:1 helemaal geen uitspraak, net als de Bijbel. Daar wordt immers pas in Gen. 2:1 van gerept. Wat ik wel zeg, is dat Gen. 1:2 me aanleiding geeft om te veronderstellen dat de aarde leeg (dat is dus neutraal bedoeld en niet negatief) is geschapen, maar wel met het doel dat ze bewoond zou worden. Daartoe dus het verdere scheppende handelen van God in Genesis 1.
Formenoij schreef:Als de Bijbelschrijver had willen zeggen dat de tohu wabohu-toestand het gevolg was van het scheppend handelen van God, zou hij in Gen 1:2a niet het woord hayeta hebben gebruikt maar nibre’a; de aarde was als tohu wabohu geschapen.
Hmm, ik ben daar niet zo van overtuigd. Ik vind het argument "ja, maar anders had er wel een ander woord gestaan" sowieso niet zo sterk. Op dezelfde manier kan ik namelijk zeggen dat als echt ondubbelzinnig het woordje "worden" in Gen. 1:2 zou zijn bedoeld, er wel lehayeta gestaan zou hebben. Dat staat er dus niet, zodat dit nog even open ligt, waarbij er volgens mij een meer en minder waarschijnlijke vertaling is. Volgens mij is de meest waarschijnlijke vertaling om hayeta met "was" te vertalen, omdat de grammatica van Gen. 1:2 daar aanleiding toe geeft: het beginnen van de zin met een waw die betrekking heeft op de aarde, zodat de zin dus op de toestand slaat van die aarde.
The verb haya (to be) that appears in Gen 1:2 as hayeta in Qal perfect 3 f.s. is translated by the majority of the versions as "was" but may also be translated "became," as it appears in some versions. However, the syntactic order and the structure of the clause do not allow this translation here. The syntactic order in Gen 1:2 (first the subject and then the verb) is used to indicate the addition of circumstantial information and the absence of chronological or sequential occurrence. For that reason the translators of the LXX translated hayeta as "was" and not as "became."37 Besides, the Hebrew letter waw that appears at the beginning of Gen 1:2 is a "circumstantial waw" because it is joined to the subject "the earth" and not to the verb. Therefore it is better translated as "now." The translators of the LXX, who were very careful in the translation of the Pentateuch, translated it in that way.
Dat heb ik uit
dit artikel dat diep op deze materie ingaat.
Formenoij schreef:Jes 45:18 zegt dat dan ook met zo veel woorden. De aarde is als een niet tohu geschapen. In dat verband zou ik erop willen wijzen dat het koppelteken tussen lo en tohu niet betekent dat het één woord is dat een andere betekenis zou kunnen hebben dan uit de twee samenstellende delen zou voortvloeien (zoals bruinvis niet betekent een bruin koudbloedig in water levend dier met kieuwen en vinnen), maar een zeezoogdier behorende tot de familie van de Phocoenidae); het blijven gewoon twee woorden die hun gewone betekenis blijven behouden.
Het gaat mij om de betekenis van de hele zin en niet alleen van de individuele woorden. Interessant daarbij is dat er in deze zin een parallel staat. De parallel is te vinden tussen lo-tohu geschapen en yashab (bewoonbaar) geformeerd: synoniem parallellisme dus.
Formenoij schreef:Ook Job 38:7 is een duidelijke aanwijzing voor de gedachte dat de aarde niet als tohu wabohu geschapen is. Er staat namelijk dat de hemelwezens juichten bij de grondvesting van de aarde. Een toestand van tohu wabohu is geen reden tot juichen; dat is een reden tot smart zoals wij zien in Jer 4:19. Jeremia krimpt ineen van pijn als hij het oordeel Gods moet aankondingen waardoor een toestand van tohu wabohu zal ontstaan (Jer 4:23 e.v.).
Ook hier gaan onze wegen uiteen, omdat de context waarin deze woorden staan verschilt. Sec vertaald betekent tohu wabohu ongevormd en leeg. Op zich is dat een neutrale uitdrukking. Het hangt van de context af of ze positief dan wel negatief ingevuld worden. In Jeremia is die context zondermeer negatief, maar voor Gen. 1:2 staat dat niet vast. Daarom kun je niet zeggen dat Gen. 1:2 dus negatief gekenschetst moet worden, omdat dat elders (in een andere context) ook gebeurt. Dat hangt maar helemaal van de begintoestand af. Het argument vervalt hiermee.
De verwijzing naar Job 38:7 vind ik er verder niet zoveel aan toevoegen, omdat je net zo goed kan stellen dat bij het leggen van een kiel van een schip er gejuichd kan worden. Dat zegt niets over het voltooid zijn van het schip zelf. Het vervolg van Job 38:7 doet me overigens eerder aan het geheel van Genesis 1 denken, dan alleen aan het eerste vers.
Formenoij schreef:Als ik hierboven heb gezegd dat de toestand van de schepping in Gen 1:1 een goede moet zijn geweest, wil dat nog niet zeggen dat er geen verfraaiingen kunnen worden aangebracht. Een pottenbakker (Hebr yotser (onder meer in Jer 18:2); het Qal-participium bij y-ts-r, formeren) kan heel wel tevreden zijn over de vorm van het werk. Het kan echter evenzeer zijn bedoeling zijn die vaas te verfraaien door het aanbrengen van een oor, door schilderwerk e.d. Op de aarde die in Gen 1:1 tot stand was gebracht, waren nog geen mensen.
Mee eens, maar wat is er negatief aan een lege ongevormde aarde? Daar kunnen best wat verfraaiingen aan worden aangebracht, zoals licht, uitspansel, planten, dieren, mensen enz..
Formenoij schreef:Uit het bovenstaande volgt al dat de werkwoord y-ts-r formeren ook met een ander actief onderwerp kan worden gebruikt dan God. Voor het werkwoord `aśa, maken geldt hetzelfde. Dit werkwoord wordt in Gen 18:8 gebruikt voor het klaarmaken van eten door Abraham.
Het eerste onderdeel van de Bijbel (Gen 1:1-2:3) maakt daarop geen uitzondering. In Gen 1:26 wordt niet voor niets het werkwoord `aśa gebruikt en niet het werkwoord bara.
Gezien wat ik eerder over deze beide woorden heb gezegd, kan ik niet zoveel met deze uitleg. Ook hier zie ik een parallel: God spreekt over het maken van de mens en vervolgens schept Hij ze. Eerlijk gezegd zie ik niet in waarom we hemelwezens moeten veronderstellen in dit gedeelte.
Formenoij schreef:God spreekt tot hemelwezens die wel iets kunnen maken, maar niet iets kunnen scheppen. Als God de Vader zoals de traditionele exegese wil tot de Zoon en de Heilige Geest zou hebben gesproken, zou er hebben moeten staan “Laat Ons scheppen” en niet “Laat Ons maken”. Dat God spreekt tot hemelwezens blijkt uit Gen 1:27b, waar wordt gezegd dat de mens naar het beeld van de hemelwezens is geschapen; zie ook Ps 8:6 (Statenvertaling; New International Version; vgl. Hebr 2:7) waar wordt gezegd dat de mens een weinig minder dan de engelen is.
Hmm, in Gen. 1:27b wordt gesproken over elohim, wat gewoonlijk (in 99% van de gevallen) met God vertaald wordt. In een enkel geval met engelen, zoals in Psalm 8:6 (aangehaald in Hebr. 2:7), maar het is zeer de vraag of dat in Gen. 1 het geval is. De vertaling met God (dus de klassieke vertaling) lijkt me hier geboden.
Ik denk dat de vooronderstellingen m.b.t. bara en asah hier bepalen of elohim met God of hemelwezens wordt vertaald. Dat lijkt me niet helemaal zuiver.
Formenoij schreef:De terminologie van Gen 1:1-2:3 mag niet worden uitgespeeld met die van het tweede onderdeel van Genesis, de 1-ste toledoth (Gen 2:4 – 4:26). Gen 1:26 en 27 beschrijft dat de mens is geschapen. In Gen 2:4-22 hoe de mens is geschapen, Adam uit het stof der aarde buiten de Hof van Eden, Eva uit de rib van Adam.
Deels mee eens, aangezien ik geloof dat in Gen. 2 niet wordt beschreven hoe de mens wordt geschapen, maar waaruit (nl. uit stof en geest), maar daarom zie ik geen tegenstelling tussen bara en asah, maar zie ik dit als het in verschillende bewoordingen beschrijven van dezelfde gebeurtenissen.
Formenoij schreef:Een ander door jou tegen de gap theorie aangevoerd bezwaar is dat er voor de val al dood in de wereld was. Dit bezwaar kunnen wij niet delen. Het woord kosmos in Rom 5:12 kan heel wel betekenen “mensenwereld”. Deze betekenis heeft het woord namelijk ook in Rom 1:8;Joh 1:29 Joh 3:16 en Mt 26:13. Laat ik een tekst er uit lichten. Mt 26:13. Voorwaar ik zeg u, overal waar het evangelie wordt gepredikt in de hele wereld, zal ook van wat deze heeft gedaan, gesproken worden tot haar gedachtenis Het prediken van het evangelie kan niet op dieren slaan.
Daar moet ik nog eens over nadenken. Ik meen me te herinneren dat dr. G. van den Brink ook zo'n redenering volgde in het boek "En God beschikte een worm".
Zelfs al zou je dat zo kunnen stellen, dan is het allemaal ook weer niet ten gunste van de gap theorie. Want we kunnen onmogelijk op grond van de Bijbel zeggen dat er geschapen leven was in de gap (zo die er al was), laat staan dat er de dood van dat leven zou zijn. Daar spreekt de Bijbel helemaal niet over en dan vraag ik me af of wij dat ook moeten doen.
Wellicht het grootste bezwaar tegen de gap-theorie is daarom dat het buitengewoon speculatief van aard is. Heldere ondubbelzinnige bijbelse gegevens ontbreken, terwijl exegeten de gap in Gen. 1:2 helemaal niet voor de hand vinden liggen, nu niet en vroeger ook al niet.
Bovendien moet de gap als een soort van theologisch afvalputje dienen, waarin allerlei natuurwetenschappelijke conclusies (zoals evolutie) naar believen in geplaatst kunnen worden, om aan de schepping vast te kunnen houden. De moeilijke dingen uit de wetenschap kunnen we dus mooi ergens parkeren, zonder dat het ons geloof in de schepping aantast. Dat klinkt mooi en misschien kunnen sommige gelovigen daarmee gerust gaan slapen, maar de vraag is of je daarmee zowel theologisch als natuurwetenschappelijk wegkomt. Wat het laatste betreft zal het geen evolutiewetenschapper overtuigen en wat het eerste betreft ontbreken de overtuigende schriftgegevens. Eigenlijk is het een poging om een brug tussen twee ogenschijnlijk tegenstrijdige werelden te bouwen, namelijk die van het wonder en de wetenschap die van geen wonderen weet. Die brug zal altijd te kort blijken.
De vraag waar het in Genesis 1 en 2 om draait, is of we de Schepper vertrouwen, zonder het hoe van de schepping te kunnen doorgronden. Dat is dus een geloofszaak.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)