Dummy schreef:Ondertussen heb ik de postings van Cicero nog eens gelezen. Wat mij daarin opvalt is dat hij kiest voor een literair begrijpen van Genesis 1. Volgens Cicero is het een pracht van een literair staaltje. Daarin wil en kan ik prima meegaan. Maar waarom mag ik dan de dagen en nachten niet meer letterlijk nemen? Ik kom toch terug op dit onderscheid ondanks dat ik misschien een literaire zonde bega...
Met het antwoord van gravo kan ik meegaan, mits het wel duidelijk is dat dit één aanvliegroute is.
De aanvliegroute die ik in eerdere postings heb uiteengezet, is anders, namelijk niet in de eerste plaats vanuit onze wetenschappelijk kennis van de wereld (met als consequentie dat Genesis 1 een verouderd wereldbeeld hanteert), maar vanuit de aanwijsbare literaire ingrepen in de vorm van het verhaal. Ik wees er bijvoorbeeld op, dat God zeven keer ziet dat het goed is, de zevende keer zelfs zeer goed. Zeven is het getal van de volheid. Omdat er acht scheppingswerken zijn, moest de schrijver ervoor kiezen om het oordeel 'goed' bij één scheppingswerk weg te laten, namelijk bij de tweede dag. Het patroon van zeven of zeven plus drie enzovoort is duidelijk door de schrijver aangebracht. Dat God op de tweede dag niet zegt dat het goed is, daar moeten we geen diepzinnige verklaring achter zoeken, behalve de diepzinnige verklaring dat de schrijver zeven keer 'goed' wilde laten klinken. Daaruit valt te concluderen, dat het niet precies uitmaakt dat God bij het ene scheppingswerk wel en bij het andere niet constateert dat het goed is, maar dat het erom gaat dat de schepping in zijn geheel, in zijn volheid (7), goed is. Dat is wat de schrijver wil uitdrukken. Dus de schrijver slaat niet het oordeel 'goed' over op dag twee omdat hij dat niet ingefluisterd kreeg, of omdat God het op de tweede dag niet constateerde, maar omdat dit beter paste bij zijn literaire plan.
Zoals ik al aangegeven heb, zijn er ook andere elementen aan te wijzen die op dezelfde manier terug te voeren zijn op het literaire plan van de schrijver. Dit doet de vraag rijzen, of het schema van de 6+1 dagen ook niet een inkleding zijn, in plaats van dat de schrijver nu eenmaal 'gewoon' geopenbaard kreeg dat de schepping in 6x24 uur heeft plaatsgevonden. Mijn stelling is, dat hier inderdaad overtuigende gronden voor zijn aan te voeren:
1. Het schema 6+1 dagen is bekend uit de oud-oosterse literatuur. Dit is als het ware een mal waarin je een verhaal kon gieten.
2. Genesis 1 vertoont een zeer schematische, parallelle en tegelijk opbouwende structuur van (3+3)+1 dagen. Deze structuur is typisch voor de schrijver die ook 7 keer 'en het was...', 7 keer 'God zag dat het (zeer) goed was', 7x5 'God', 10 keer 'en God zei' etcetera in zijn verhaal verwerkt. Het is dus een zeer voor de hand liggende conclusie dat de schrijver ook verantwoordelijk is voor het schema van de (3+3)+1 dagen.
3. Dat dit schema als het ware als de kapstok fungeert om het verhaal aan op te hangen, blijkt ook uit het feit dat er al dagen zijn voordat, volgens de schrijver zelf (!), dagen en nachten mogelijk zijn door de hemellichamen. Dit valt heel erg makkelijk te verklaren als we aannemen dat de schrijver de week als inkleding gebruikt om zijn verhaal te vertellen. Als hij het zonder die week had gedaan, was de afwisseling van dag en nacht waarschijnlijk pas bij het ontstaan van de hemellichten in werking getreden.
Dus waarom mag je dan de dagen en nachten niet meer letterlijk nemen? Ik zal het niet verbieden. Maar als je bovenstaande observaties volgt en er een samenhangende verklaring voor probeert te vinden, dan ligt het erg voor de hand dat de week in Genesis 1 een literaire kapstok, een mal, een inkleding is waarmee de schrijver het verhaal van de schepping vormgeeft. Het is de vorm waarmee hij de boodschap in de verf wil zetten. Hij had het ook zonder de week kunnen doen, maar dat zou een vrij saaie mededeling geworden zijn. En omdat hij het ook zonder die week had kunnen doen, volgt daaruit dat hij met de afwisseling van dag en nacht niet simpelweg wat eens gebeurd is hervertelt. Het is een indirecte wijze van spreken, waarbij de vorm de gedachten naar de boodschap leidt: God is schepper van hemel en aarde.