@ Hettys:
Het heeft, vanwege het bestuderen van de door jou aangehaalde teksten, maar ook vanwege andere prioriteiten, even geduurd voordat ik op je post van 4 juni kon antwoorden. Bij deze dan toch nog een reactie:
Gelukkig heb jij kennelijk wel geduld, i.t.t. een andere forumlid dat meteen van alles begon te krijsen (over laf zijn en zo) toen ik niet op korte termijn reageerde. Het zij zo.
Je komt zeker niet met de gemakkelijkste teksten die tegen het Jodendom zouden getuigen. Ik ben, hoe verrassend, te rade gegaan bij diverse messiasbelijdende Joden, waaronder de bekende bijbelleraar David Stern (DS).
In zijn Jewish New testament Commentary becommentarieert hij het NT vanuit het Joodse denken, Niet zo vreemd, als je bedenkt dat Paulus (en de andere schrijvers van het NT trouwens ook) Jood was en schreef vanuit zijn Joodse denken. Zo'n invalshoek geeft vaak een heel ander beeld en nieuwe gezichtspunten dan het gebruikelijke hellenistische denken dat geeft.
Ik loop je rijtje teksten even "kort" (met het gevaar onvolledig te zijn) na want er zou veel meer over te schrijven te zijn dan ik hier nu doe, maar dan worden het nog langere stukken. Het is toch meer geworden dan ik aanvankelijk dacht.
Gal. 3:16 (belofte aan één nakomeling).Jammer dat hier door een onnauwkeurige vertaling een verkeerde indruk gewekt kan worden. Nakomeling is toch echt een onjuiste vertaling. Dit woord kent zowel een enkelvoud als een meervoud. Door vervolgens het enkelvoud te gebruiken, wordt daar ook de nadruk op gelegd. Nageslacht is een singulare tantum, een enkelvoud/meervoud dat de vormkenmerken van een enkelvoud heeft. Vergelijk het Hebreeuwse zerah of het Engelse posperity.
In Paulus Joodse denken moet je bij zo'n singulare tantum niet alleen kijken naar de "simpele", eerste betekenis. Zeker, ook dat, maar ook aan de rijke, uit meer lagen (in dit geval wel 9) bestaande midrash. Een heel normaal fenomeen bij Joods denkende schrijvers.
Als je dat doet kom je ook niet direkt in conflict met de uitspaak van Jezus zelf die in Joh. 4:22 zegt: "want de zaligheid is uit de Joden" (meervoud). Ook geen eenvoudige tekst trouwens.
Nog een Messiaans Joodse uitleg (in dezelfde lijn van DS) van Gal. 3:16 is die van Ron Cantor en is te vinden op
de blog. Hij ageert daar tegen de vervangingstheologie en tegen dr Gary Burge (o.a. spreker op de Christ at the Checkpoint conferencie in Bethlehem, feb. 2014). hij stelt daar in dl-II van zijn blog o.a. de vraag: Hoe verhoudt zich dan (b.v. ook bij jouw interpretarie) Gal. 3:16 tot b.v. Rom. 15:8: En ik zeg dat Jezus Christus een Dienaar van de besnijdenis is geworden ter wille van de waarheid van God om de beloften aan de vaderen te bevestigen," en Rom. 15:27: "Zij hebben het namelijk goed gevonden, en zij zijn het ook aan hen verplicht. Immers, als de heidenen aan hun geestelijke weldaden deel gekregen hebben, zijn zij ook verplicht hen met stoffelijke te dienen."?
Rom. 2:28,29 (Innerlijk uiterlijk Jood zijn).
Hier wijdt DS 2 1/2 blz. aan om deze teksten uit te leggen. Hij noemt de vier mogelijke interpretaties van deze tekst:
(1) Geboren worden in een Joodse familie maakt iemand geen Jood. (2) Geboren worden in een Joodse familie is nog geen garantie dat iemand een goede, echte Jood is, iemand die God looft. (3) De geboren Jood die pretendeert Jood te zijn, gedraagt zich niet zoals een Jood zich zou moeten gedragen. Hij is nog geen goede, echte Jood, iemand die God looft. (4) De geboren Jood die pretendeert Jood te zijn is helemaal geen echte Jood, iemand die God looft.
De eerste twee interpretaties wijst DS (onderbouwd) af. Paulus zou de derde kunnen bedoelen, maar volgens DS gaat Paulus nog een stapje verder:
Je kunt (tot op de dag van vandaag fysiek) van geboorte Jood zijn, maar een echte Jood/God-lover, dus niet alleen fysiek/uiterlijk, zou je pas zijn als je geestelijk/ figuurlijk/innerlijk ook echt een God-lover bent.
Paulus speelt hier, typisch Joods, met de woorden Jehuwdah-Jood-Godlover.
Wat wel duidelijk wordt is, dat het hier naar alle waarschijnlijkheid wel moet gaan om geboren Joden die niet alleen uiterlijk maar ook innerlijk Jood (God-lover zijn). Immers, heidenen zijn niet aan te spreken op hun van-geboorte-Jood-zijn en het van daaruit falen in het God-lover zijn.
Deze manier van schrijven wordt nog eens te meer duidelijk als je bedenkt dat Paulus een farizeeër was uit de school van rabbi Gamaliël, die veelvuldig gebruik maakt van het Joodse principe van vier lagen in een tekst (p'sat; remez; drash en sod). Een principe dat hier naar voren komt, maar voor ons, hellenistische denkers niet altijd even duidelijk is (maar dat kun je wel leren). Dat lijkt me net zoiets als het gegeven dat een clou in een engelstalig boek eigenlijk alleen uitgelegd kan worden door een echte Engelse. Daarom zou het wellicht goed zijn, meer te raden te gaan bij Messiaanse Joden, maar dat terzijde.
Als je googlet op: Messianic Jews Rom 2:28 zul je ontdekken dat juist deze tekst door Messiasbelijdende Joden gebruikt wordt om hun Messiaans Jood zijn te onderbouwen en te rechtvaardigen.
Ef 2:11-12-19 (burgerschap/medeburgerschap).Helaas, ook hier is in vs 19 weer gebruik gemaakt vane en foutieve vertaling, waardoor iemand gemakkelijk op het verkeerde been gezet kan worden.
In de grondtekst staat niet "politai" (burgers) maar "sumpolitai" (mede-burgers). Waarom het voorvoegsel sum in de door jouw gebruikte vertaling wegvertaald is zou ik niet weten, maar het klopt niet echt.
In Ef. 2 gaat het over het burgerschap van Israël en het medeburgerschap van de heidenen. Dit in analogie met Rom. 11:16vv. Bij het bestuderen van de Efezebrief is het interessant om er eens op te letten welke persoonsvormen Paulus gebruikt in met name de hoofdstukken 1 en 2. Paulus gebruikt hier zeer bewust de eerste persoon (ons) en de tweede persoon (u). De grote vraag is dan: Wie wordt er bedoeld met "ons" en wie wordt er bedoeld met "u"?
Gal. 4:8 (terugval in paganisme/Judaïsme?).In vs 8 gaat het over de goden die de heidenen dienden vóór ze (de ware) God leerden kennen. In vs 9 gaat het vervolgens om de terugkeer. Terugkeer naar wat? Juist, je kunt alleen terugkeren naar waar je vandaan komt, de afgodendienst die ze praktiseerden voordat ze (de ware) God leerden kennen. Vervolgens komt, in het verlengde van de terugkeer naar de vroegere afgodendienst de vraag: U houdt u werkelijk aan vaste feestdagen, maanden, seizoenen en jaren (vs10).
De terechte vraag is dan: Om welke vaste dagen gaat het hier. De Joodse feestdagen of de heidense feestdagen. Immers, ook de heidense religies kennen vaste feestdagen. Omdat Paulus hier aan de heidenen schrijft is het veel voor de hand liggender om hier te denken aan de terugkeer naar die heidense feestdagen.
Zou Paulus hier echter toch de Joodse feestdagen bedoelen, dan zou dit in tegenspraak zijn met datgene dat Paulus eerder schreef in Rom. 9:4 waar staat: "Zij zijn (niet waren, DV) immers Israëlieten; voor hen geldt (niet gold, DV) de aanneming tot kinderen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften." Wetgeving, en eredienst (waar de feestdagen een onderdeel van zijn) gelden dus nog steeds!
Maar, stel dat het toch om Joodse feestdagen zou gaan, wat bedoelt Paulus dan? Ageert hij ertegen terwijl hij ze zelf wel in acht neemt en zich er in Rom. 9:4 positief over uitlaat? Dat lijkt me hoogst onwaarschijnlijk.
Wat Paulus hier dan zou afkeuren zou veel eerder kunnen slaan op het plichtmatig/wettisch, niet met vreugde vieren van de Joodse feesten. Als je de Joodse feestdagen met vreugde en op niet-wettische wijze viert, of om je geestelijk te identificeren met (messiasbelijdende) Joden die de Joodse feesten (ook vandaag nog steeds) vieren, dan is daar niets op tegen.
Ps. 122vs6: Bidt om de vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.