Cicero schreef:Beste boer, ik zie geen enkel argument. "Mia tôn sabbatôn" betekent letterlijk "dag één van de week" dus in onze termen zondag.
Beste griekse student,
Als je al de teksten van het O.T. onderzoekt waar "sabbatten' in voorkomt, dan zie je zeer duidelijk dat men dit letterlijk moet nemen voor een reeks sabbatdagen, hetzij wekelijkse, hetzij jaarlijkse rustdagen.
Lev. 23 :15, 16:
"Daarna zult gij u tellen van de andere dag na de sabbat, van de dag dat gij de garf des beweegoffers zult gebracht hebben, het zullen zeven volkomen sabbatten zijn; tot de andere dag, na de zevende sabbat, zult gij vijftig dagen tellen: dan zult gij een nieuw spijsoffer de Heere offeren."
Die reeks van 7 sabbatten duidde het tijdsverloop aan tussen Pascha en het Pinksterfeest. We zien dus dat het meervoud "sabbatten" een heel bepaalde betekenis kan hebben, en dat men zeer voorzichtig moet zijn vóór men het meervoud "sabbatten" vertaald door het enkelvoud "week".
Als het nu zou blijken dat al de teksten van het N.T. waar men vertaald heeft "de eerste dag der week", juist handelen over de 49 dagen tussen Pasen en Pinksteren, zou het dan niet duidelijk zijn dat het niet gaat over gelijk welke sabbatten (en zeker niet over een week), doch wel over de 7 sabbatten van Lev. 23?
Welnu, het is inderdaad zo. Vooreerst is dat zeer duidelijk in de Evangeliën. Er blijven dan nog twee andere plaatsen over. In Hand. 20:7 wordt gesproken over een dag die volgt op de dagen der ongehevelde broden (v. 6) en die gevolgd wordt door Pinksteren (v. 16). Ook in 1 Kor. 16:2 wordt die dag kort daarna gevolgd door Pinksteren (v.
