Cicero schreef:elbert schreef:wat gezaghebbende nieuwtestamentici en kenners van de klassieke oudheid hierover zeggen.
1. Mythevorming in relatie tot de datering van de evangeliën.Elbert merkt op dat de schattingen van de dateringen uiteenlopen tussen 50 en 80. Dat is te krap. Sommigen dateren Marcus heel vroeg, in de jaren 40. Lucas en Johannes worden soms heel laat gedateerd, in de eerste helft van de tweede eeuw. Als je echter naar de common sense onder geleerden vraagt, geeft dat het volgende beeld:
Q 50-75 nC;
Marcus 65-70 nC;
Matteüs 70-100 nC;
Lucas 70-110 nC;
Johannes 90-110 nC.
Als we de eerste generatie christenen bepalen op 30-70 nC, dan zie je dat de evangeliën zich vormen op het moment dat de eerste generatie uitsterft. Waarschijnlijk zijn de evangeliën dus mede gevormd om de mondelinge traditie van de eerste generatie christenen te bewaren.
Ik ben geneigd om vroeger te dateren, maar dat zal geen verbazing wekken. Als je Lukas op 110 nC inschat, kom je bij Handelingen op nog later uit. Dat lijkt me veel te laat, aangezien deze schrijver met Paulus is meegereisd op zijn zendingstochten. Daarbij moeten we ons bedenken dat Lukas aangeeft dat velen hebben getracht om een overzicht te schrijven van de gebeurtenissen rondom Jezus (Luk. 1:1). Dat betekent dat op het moment van schrijven er waarschijnlijk nog een behoorlijk aantal ooggetuigen in leven waren. Dat lijkt me minder logisch in 110 nC dan inderdaad vóór of rond het moment dat de ooggetuigen stierven, zo rond 70 a 80. Dat zou ik dan voor Lukas althans als bovengrens hanteren. Dat opgemerkt hebbende, betekent ook dat het niet onaannemelijk is (om het zacht te zeggen), dat Lukas hier historische feiten vermeldt (waaronder de wonderen) en geen mythen.
Daarbij speelt immers de premisse mee in de datering, dat legenden alleen na een behoorlijk verloop van tijd ingevoegd kunnen worden in de tekst. Omdat men van mening is dat de evangelien een mengeling van historisch en legendarisch materiaal bevat, heeft dat onomstotelijk invloed op de datering. Hoe meer legendarisch materiaal je veronderstelt, hoe later je de evangelien dateert. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar: als je de evangelien als historisch correct beschouwt, dateer je ze ook vroeger. Als je de consensus van de afgelopen 200 jaar op dit punt beschouwt, dan zie je dat die consensus naar vroegere dateringen is verschoven. In de 19e eeuw durfde men rustig de evangelien ver in de 2e eeuw te dateren. Dat wordt nu niet meer gedaan.
Voor een vrij vroege datering baseer ik me bijvoorbeeld op
The New Testament Documents: Are they reliable? van F.F. Bruce.
Cicero schreef:Wat betreft de mythevorming: het wereldbeeld van die tijd was mythisch. Voor mythologisering is dus helemaal geen tijd nodig, omdat men de wereld als mythisch interpreteerde. Wel is het natuurlijk zo, dat rond beroemde figuren, als de tijd voortschreed, allerlei anekdotes werden aangedikt en verzonnen en hen woorden in de mond gelegd werden. Is de datering van de evangeliën te vroeg voor mythevorming? Nee. Denk maar aan wat voor 'heldenverhalen' er na 40 jaar over de WOII de ronde deden, om maar een vergelijking te maken. Wel is de datering van de evangeliën te vroeg om te zeggen dat deze geen historische herinneringen hebben bewaard. De historische situatie van de evangeliën (hun tijd van ontstaan) maakt het uitermate moeilijk te geloven dat de verhalen die ze vertellen louter mythe zijn.
Met de laatste zin ben ik het eens, maar ik vind dat er iets te vlot Bijbelse gegevens onder het kopje mythe wordt geschaard. Alsof een grotendeels mythisch wereldbeeld het weergeven van historisch correcte informatie grotendeels uitsluit. Hoewel het klopt dat in de klassieke oudheid er verhalen (ook schriftelijke) zijn aangedikt (bijvoorbeeld in De Bello Gallico door Ceasar om zichzelf er beter uit te laten komen), betekent dat niet dat we bijvoorbeeld met De Bello Gallico een mythisch document in handen hebben, integendeel. Laat staan dat van het NT hetzelfde moet worden gezegd. Daar komt nog eens bij dat in de evangelien er impliciet en expliciet wordt verwezen naar ooggetuigen. Dan moet je tot de conclusie komen dat er oprecht historische gegevens worden overgedragen.
Daarbij zitten er groot aantal elementen in de evangelien die het etiket legende onwaarschijnlijk maken.
Om een paar voorbeelden te geven:
- de vrouwen die de eerste getuigen zijn van de opstanding (in de cultuur van die dagen was het getuigenis van vrouwen nauwelijks relevant)
- het voorkomen van 'triviale' details, zoals de 153 vissen in Joh. 21, het springen van Petrus in het water op 100 meter van de wal in hetzelfde hoofdstuk, het slapen van Jezus op een kussen (Mark. 4:38) enz.
- het gedrag van de discipelen (kinderachtig, jaloers, traag van begrip, laten Jezus in de steek enz.)
- het ontbreken van tegenwerpingen van tijdgenoten die niet-christen waren in geschriften van die dagen.
- het ontbreken van stellingnames in de evangelien in latere theologische disputen (dus geen latere wijzigingen door kerkleiders)
- het voorkomen van zaken die in de griekse én joodse wereld aanstootgevend waren (kruisiging, opstanding van Jezus, enz.)
Deze factoren zijn elementen die op historische betrouwbaarheid wijzen. Uiteraard niet op elk detail (dat kan ook niet), maar het wijst wel een bepaalde kant op. Ik zeg trouwens niet dat je voor elk detail een sluitend historisch bewijs zou kunnen geven (dat zou onzinnig zijn), maar wel dat het niet onredelijk is om de evangelien historisch geloofwaardig te achten.
Cicero schreef:De evangeliën zijn dus geen verslagen! De evangeliën zijn ongetwijfeld bedoeld om verslag te doen van Jezus van Nazaret, maar zoals alle historische/biografische werken in de oudheid willen ze nogal eens vrij omgaan met de stof en hadden de auteurs vaak geen accurate historische informatie. Het gaat meer om het beeld van de beschreven persoon dan om de vraag of alle details wel historisch kloppen.
Dat de evangelien thematisch opgezet zijn, ben ik met je eens. Dat blijkt ook uit de tekst en opbouw ervan.
Maar met thematiek wordt historische juistheid nog niet op het tweede plan gezet. Dat in het ene evangelie zaken anders geordend zijn, er details en uitspraken in het ene evangelie niet voorkomen en andere juist weer wel, wil niet zeggen dat je geen goed beeld kunt krijgen van wat er zich heeft afgespeeld, of dat je de toevlucht zou moeten nemen tot het legendarisch verklaren van schriftgedeelten.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)