Janvanverweg schreef:de leerstellige gedeelten zijn zonneklaar over de voorwaarde van persoonlijk geloof om gedoopt te mogen worden.
Je gaat echter niet in op de punten die ik noem. Zo zonneklaar zijn de zgn. leerstellige gedeelten nl. niet. Wat jij leerstellige gedeelten noemt, zijn vrijwel altijd gedeelten die onderwijs aan reeds gedoopten bevatten (Rom. 6, Kol. 2, 1 Petr. 3:21), dus toepassing van de doop.
Janvanverweg schreef:kijk hier komt je motivatie naar voren. je gaat uit van het oude verbond en legt dat op het nieuwe verbond. en gaat vervolgens de problemen die dat oplevert wegpoetsen. daarom laat je jezelf schrizofreen worden in je redeneingen. natuurlijk is het niet letterlijk maar wel als het over de babydoop gaat.
wees een man en geef toe dat de oikos teksten niet houdbaar zijn als verdediging voor je babydoop-leer en dat je terug valt op het verbond. dan kunnen we de doop even laten voor wat het is en over het verbond gaan nadenken

Nog even afgezien van het feit dat ik je bewoordingen niet prettig vind ("schizofreen", "wees een man" enz.), lijkt het me wel een goed idee om over het verbond na te gaan denken. De oikos teksten zijn zgn. touwtrekteksten waarbij beide kanten het gelijk naar zich toe denken te halen, terwijl op de achtergrond uiteindelijk het verschil in denken over de grote lijnen van de Bijbel bepaalt hoe je standpunt is.
Dan kom je inderdaad bij het verbond uit.
Ik heb in dit topic een paar uitspraken van je over het verbond opgezocht en kom het volgende tegen:
Janvanverweg schreef:God wilde eerst de relatie aangaan met het volk bij de berg Horeb. maar dat wou het volk niet, die wilde liever dat er een wet kwam waarnaar ze konden leven. en zo geschiedde het.
In welke Bijbel heb je dat gelezen? Dat staat nergens. Het volk werd bang toen God met donder en bliksem tot hen sprak en vroeg of Mozes tussen God en hen als boodschapper zou fungeren, maar dat vroegen ze pas nadat God de 10 woorden, de 10 geboden aan hen gegeven had. Daarbij staat er dit:
Ex. 20:19 Zij zeiden tegen Mozes: Spreekt ú met ons, dan zullen wij luisteren, maar laat God niet met ons spreken, anders sterven wij.
20 Mozes zei tegen het volk: Wees niet bevreesd, want God is gekomen om u op de proef te stellen en opdat de vreze voor Hem u voor ogen staat, opdat u niet zondigt.
De vrees van het volk was dus een reactie op het spreken van God, dat met majesteit kwam om hen te doordringen van Zijn heiligheid. Het is dus onzin om te zeggen dat het volk "een wet wilde i.p.v. een relatie".
Sterker nog: God geeft Zijn wet aan het volk dat Hij zojuist heeft bevrijd, zodat ze in vrijheid kunnen leven. De kern van de wet die God geeft is juist relatie: God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Daarbij noemt Hij Zichzelf hun Vader (Deut. 32:6). Hij zegt er in Jer. 31:32 nog bij (N.B. bij de voorzegging van het nieuwe verbond!) dat Hij Israël getrouwd had (relatie!), maar dat Israël dat verbond verbroken heeft. Hoezo geen relatie?
Janvanverweg schreef:helaas heeft dit weer met de verbond theologie te maken. diegenen die het nieuwe verbond (jeremia, hebreeen) als niet voor nu afserveren leven nog onder het oude verbond waar God niet ten volle gekend kan worden. in het oude verbond laat God zich door de Wet kennen, compleet met alle oordelen etc. Maar ik leef in het nieuwe verbond waarin God zich als een liefdevolle vader laat kennen.
ik kan 'Abba' zeggen.
Het is inderdaad zo dat we Abba kunnen zeggen, maar dat kon onder de oude bedeling ook al (Deut. 32:6). Bovendien laat God zich onder het oude verbond niet alleen door de wet kennen, maar ook en vooral door de genade en door het geloof, zij het nog niet zo rijk als onder het nieuwe verbond.
Van belang is het om te onderscheiden welk verbond het nieuwe verbond eigenlijk heeft vervangen. Want je doet het hier voorkomen alsof het in het Oude Testament alleen maar om de wet draait, maar dat is onjuist. De apostel Paulus wijst ons erop dat de wet 430 jaar na het verbond van God met Abraham gekomen is (Gal. 3:17). Die wet (het Sinaïverbond) is v.w.b. de bediening vervangen door het nieuwe verbond: de offerdienst met de priesters en hogepriester is vervangen door de enige Hogepriester Jezus Christus. Dit wordt ons uitvoerig uit de doeken gedaan in de Hebreeënbrief.
Hoewel het Sinaïverbond nabij de verdwijning is (Hebr. 8:13), wil dat dus niet zeggen dat het verbond met Abraham daarmee ook verdwijnt, integendeel. Immers, Paulus zegt dat dit verbond het Evangelie al in zich draagt (Gal. 3:8), dus kan het helemaal niet vervangen zijn. Het verbond dat eertijds rechtsgeldig is gemaakt met het oog op Christus, is door de wet, die later kwam, niet krachteloos gemaakt om de belofte (aan Abraham) teniet te doen (vers 17).
Met andere woorden: het verbond met Abraham komt in Christus tot volle ontplooiing: qua bediening is het rijker geworden, v.w.b. de kern (het Evangelie) is het hetzelfde gebleven (Gal. 3:8). Dat noemen we het nieuwe verbond.
Janvanverweg schreef:omdat de babiedoop naar het oude verbond verwijst staat dat het echte kennen en gekend zijn in de weg.
Zie hierboven. De doop wijst niet naar het Sinaïverbond, maar wel naar het verbond met Abraham, de vader van alle gelovigen en de vriend van God (over kennen en gekend zijn gesproken!). Dat verbond is nog steeds van kracht, zij het in nieuwtestamentische vorm (geen besnijdenis, wel doop). Zoals bij Abraham de verbondsbeloften aan de gelovigen en hun nageslacht werd gedaan, zo ook nu nog steeds. Want de belofte houdt in dat Abraham een vader van een menigte van volken zal zijn (Gen. 17:4), al de generaties door (vs. 7). Dit is een eeuwig verbond (vs. 7), dus een doorgaande zaak. Daarmee verwijst de doop van kinderen van gelovigen niet naar een "verouderd" oud verbond, maar is het de nieuwtestamentische toepassing van het (genade)verbond dat in Christus tot volle openbaring is gekomen. De afwijzing van de doop van kinderen van gelovigen is juist de afwijking: daarbij wordt de belofte van het verbond dat God de God van de gelovigen en hun nageslacht wil zijn, ingeperkt. Die afwijking komt erop neer dat het overgrote deel van de Bijbel ten onrechte bij het oud papier wordt gezet.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)