Berichtdoor Wilsophie » 13 nov 2012 10:13
Als ik de King James lees dan staat daar simpelweg het engels "was" wat vertaald kan worden met "werd" en "was".
Dat de 2 hemelen meervoud zijn hasjamajiem lijkt me logisch omdat zij behoren tot de 2 geschapen hemelen, de 3e hemel was er altijd al.
Dat er Bijbelse gronden voor zijn zal ik hieronder aantonen.
Het is de essentie van de restitutieleer, dat de zondeval van satan en zijn rijk, waaronder de aarde, en het daaropvolgende oordeel van God, plaatsvonden vóór Gen. 1:2, en dat de zeven dagen in feite dagen van herstel waren.
Alleen tegen deze achtergrond is de drievoudige opdracht aan Adam te verklaren. Als God tegen hem zegt, dat hij eerst de aarde moet onderwerpen en dan over haar heersen, impliceert dit, dat, aangezien men slechts vijanden onderwerpt, de aarde in wezen vijandig stond tegenover God en het nieuwste werk Zijner handen. Het wekt daarom absoluut geen verbazing, dat we enige verzen verder lezen, dat zich op die God vijandige aarde een boom bevindt, die niet aan Gods eisen voldoet. De boom was immers voortgebracht door de aarde.
Dat zegt toch Gen. 1: 12.
De ingewikkelde vragen en nog ingewikkelder theorieën omtrent de oorsprong van deze boom (God of satan), omtrent het zgn. proefgebod en omtrent het recht van God om de mens aan een dergelijke verleiding bloot te stellen, zijn hoofdzakelijk het gevolg van het niet goed lezen of het niet willen geloven wat God ons openbaart. Adam had de opdracht om een vijandige wereld te onderwerpen en in naam van God daarover te heersen. Hij had de opdracht om strijd te voeren. De manier waarop die strijd moest worden geleverd wordt nader omschreven: "Zo nam de Heere God de mens en zette hem in de hof van Eden, om die te bouwen en die te bewaren." (Gen. 2:15)
Dit komt treffend overeen met de eerder genoemde opdracht om de aarde te onderwerpen! Hij moest van de aarde een hof maken. Dit houdt natuurlijk in, dat de aarde geen hof was, maar nog worden moest. Bovendien moest deze uit te breiden hof door Adam worden bewaard. Dit wil in de eerste plaats zeggen, dat de schoonheid van de hof op het oorspronkelijke en dus Goddelijke niveau diende te worden gehandhaafd. In de tweede plaats betekent het, dat, aangezien er speciaal iemand ter verzorging en ter bewaring voor moest worden aangesteld, de hof van nature de neiging had om te verwoekeren! In de derde plaats wijst de opdracht tot bewaking op de aanwezigheid van een machtige vijand! Kortom, zo mooi en vredig en zonnig als het weleens wordt gepresenteerd, was het allemaal niet! Want laten we vooral beseffen, dat deze drievoudige opdracht aan Adam gegeven werd nog voor zijn individuele zondeval! De hier geschilderde situatie is de situatie van vóór de val van de mens!
Maar Adam faalde! Ook hij werd verleid door satan, de "god dezer eeuw” (2 Kor. 4:4) Hij werd een zondaar, die niet meer tot enig goed in staat was (Rom. 3:10-18), daarbij al zijn afstammelingen in zijn val meeslepende. De mens Adam, en in hem de mensheid, (Rom. 5:12) zondigde en miste zo zijn oorspronkelijk doel, nl. het in Gods naam onderwerpen van de vijandige aarde. De meest voor de hand liggende vraag is nu: Waardoor faalde Adam? Vanzelfsprekend behoort deze vraag beantwoord te worden vanuit de Schrift en buiten de talrijke menselijke filosofieën om. De vraag waardoor Adam faalde wordt in principe beantwoord door de apostel Paulus, als hij zegt: "De eerste mens is uit de aarde, aards". (1Kor. 15:47) En omdat hij uit stof, de materie die onder de macht van satan, de oude slang, ligt, "geboren" of "geformeerd" was, keerde hij terug onder de macht van satan. Want dat staat er toch uitdrukkelijk: "In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt, want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren!" (Gen. 3:19)
Nu stelt de Bijbel ontegenzeggelijk dat de dood het gevolg is van de zonde. En toch leert dit vers in twee stellingen, dat de dood van de mens het gevolg is van zijn oorsprong: (1) Hij keert tot de aarde weder omdat hij daaruit genomen is, en (2) hij keert tot stof weder, omdat hij stof is.
Merkwaardig is, dat dit vers helemaal niet over de zonde als oorzaak van de dood spreekt! En opnieuw dienen wij ons niet af te vragen welke van de twee opvattingen de juiste is, maar waarom zij beiden juist zijn. Waarom de mens zowel door zijn afkomst als door de zonde stierf. Want beiden zijn puur Bijbels. De te trekken gevolgtrekking is, dat als de zonde werkelijk de aanleiding tot de dood is, de zonde in de mens zijn oorsprong vindt in zijn aardse en stoffelijke afkomst! Anders gezegd: Wanneer de Bijbel zowel de aardse afkomst als de zonde opgeeft als oorzaak voor de dood, dan moet de zonde veroorzaakt zijn door de aardse afkomst. Of nog eenvoudiger: De stoffelijke oorsprong veroorzaakte de zonde en de zonde veroorzaakte de dood! Want zoals alle mensen zondaren zijn omdat zij geboren of geformeerd werden uit hun zondige ouders, zo werd Adam een zondaar omdat hij geboren of geformeerd werd uit het stof der aarde.
Deze waarheid alleen al zou kunnen worden aangevoerd als bewijs van de restitutieleer. Hier wordt immers het bewijs geleverd, dat de aarde reeds voor de zondeval van Adam in de macht van de zonde gevallen was! De enige vroegere gelegenheid voor een dergelijke val van de schepping is slechts te vinden in Gen. 1:2!
Het oordeel over een oude, zondige wereld impliceert dat die wereld bevolkt moet zijn geweest met levende wezens.
Dr. Willem J. Ouweneel in zijn verdediging van de restitutieleer in "Kanttekeningen bij Genesis 1" wijst deze implicatie af op grond van twee bijbelversen. Volgens Gen. 3:20 is Eva de moeder van alle levenden, en daarom zou er geen (menselijk) leven voor Adam geweest kunnen zijn. Maar deze conclusie zou alleen juist zijn als er zou staan dat Eva de moeder aller doden is. En dat God "uit enen bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt" heeft (Hand. 17:26) duidt uiteraard op het Adamietisch geslacht, maar zegt niets over wat daarvoor zou geweest kunnen zijn.
G. H. Pember, M. A. in "Earth's Earliest Ages" (1876) weet er wel raad mee. Hij zet uiteen dat de demonen (duivelen in de Statenvertaling) volgens Plato de ontlichaamde geesten zijn van mensen uit de "Gouden Eeuw", d.i. wat Petrus "de wereld die toen was" noemt. Zij heten demonen (daimon) naar het griekse "dao", dat weten betekent. Demonen worden geacht te weten. Zij verzorgen de communicatie tussen de goden en de mensen. Aldus Plato. (ca. 520 v. Chr.)
Bron. Bijbels Panorama