Micha 5:1 EN gij Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël, en Wiens uitgangen zijn vanouds, van de dagen der eeuwigheid.
3 Dat is, gij zijt geenszins klein, Matth. 2:6. Of: hoewel gij klein zijt, enz., nochtans zal, enz. Anders aldus: Het is wat kleins of gerings, een kleine zaak, dat gij zijt onder de duizenden of voorgangers, vorsten, van Juda. (Vergelijk de aant. dezer plaats, gedaan bij de overpriesters en schriftgeleerden voor den koning Herodes, Matth. 2:6). De zin is: Gij zijt wel klein naar het uiterlijke aanzien, maar gij zult tot zeer grote waardigheid verheven worden door de geboorte van den Messias en Zaligmaker Jezus Christus
Mat 2:6 En gij Bethlehem, gij land van Juda, zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israël weiden zal.
In Micha 5 wordt het vragend neergezet, uit het vervolg kun je opmaken dat dit ontkend wordt, Bethlehem is dus niet te klein.
Zo schrijft ook Mattheus er over.
Er is dus geen sprake van tegenspreken.