Vanochtend had ik een geinige droom; zo geinig dat ik hem heb opgeschreven in een schriftje.
Ik was op weg naar de mensen waar ik werk (thuiszorg), en ik had een tas bij me met daarin (als ik me niet vergis) een fles olijfolie en nog iets wat ik niet precies meer weet. Toen ik er bijna was bedacht ik me dat dat eigenlijk nergens voor nodig was, dus keerde ik om. Ik liep een tunnel in. Het was er zo één als die je onder de perrons hebt in een station, en hij bleek dan ook naar een station te leiden. Toen ik de tunnel net in was gelopen zag ik achter me een paar mensen met drie hondjes die ook de tunnel in kwamen.
De hondjes haalden mij in. Het waren drie kleine poedeltjes; een oranjebruine, een lichtbruine en een witte. Ze waren nogal irritant, want ze blaften naar me en de witte, die het kleinst was, hapte naar mijn broekspijpen. Dit beviel mij niet echt en toen ik het zat was gaf ik het kleine beest een schop. Het diertje schoof een eindje over de (redelijk gladde) vloer van de tunnel totdat het tamelijk hard tegen de muur belandde, waar het versuft bleef liggen. Wegwezen, dacht ik, want de mensen die de honden bij zich hadden hadden het allemaal gezien. Ik rende snel naar de trap die het uiteinde van de tunnel vormde en liep toen omhoog de stationshal in.
In de stationshal zag ik een toiletruimte en ik dacht: daar ga ik in. Een paar mensen wilden mijn vervoersbewijs zien, maar ik had haast en zei dat ik alleen even naar de wc wilde, wat ze goed vonden. Toen ik uit de ruimte stapte bleek die zich opeens in een intercity te bevinden die zojuist vertrokken was. Ik zag een conducteur aankomen en bedacht ik me dat ik geen kaartje had gekocht, dus begon ik de trein door te lopen, weg van de naderende conducteur. Ik keek niet goed uit en stootte bij het lopen per ongeluk een bakje met ijs uit de handen van een jongen van ongeveer twaalf jaar oud die in het gangpad zat. Hij werd niet boos, maar bleef zitten en zei heel vriendelijk: 'Nu kan ik er niet bij.' Ik vond het erg aardig van hem dat hij niet boos werd, raapte het bakje met ijs op, gaf het aan de jongen en zei blij zoiets als 'Sorry, alsjeblieft,' waarop de jongen, nog steeds heel vriendelijk, 'Dankjewel' zei.
Toen liep ik weer snel verder en kwam ik in een coupé die bijna donker was. In de volgende coupé was het weer wat lichter. Het was de laatste coupé van het treinstel en ik dacht: ik blijf hier wachten en hoop dat de trein snel stopt bij een station. Helaas kwam er uit het machinistenhok nog een andere conducteur, die eveneens kaartjes ging controleren. Ik liep dus snel weer een stukje terug. Gelukkig stopte de trein toen bij een station, dus ontliep ik beide conducteuren.
Het station heette 'De Steg' (of iets dergelijks). Ik stapte uit en zag dat er allemaal vage mensen ook uit de trein stapten die naar een soort beurs gingen die met mp3-spelers te maken had. Aan de andere kant van het perron zag ik op het bord dat er binnen afzienbare tijd gelukkig een trein terug ging naar Urecht, waar ik blijkbaar vandaan kwam. Toen werd ik wakker.
