1 Johannes 4:
18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten; want de vrees heeft pijn, en die vreest, is niet volmaakt in de liefde.
Over deze tekst ben ik al een tijd aan het nadenken.
Hier lijkt bedoeld te worden dat als je angst kent in een relatie (met God of een medemens), de liefde niet 'echt' is. Angst was het eerste 'bewijs' van de zondeval. Adam en Eva kropen bang weg na het eten van de boom toen God zijn wandeling door De hof van Eden maakte.
Hebben jullie zin om mee te denken, ik kom niet uit een paar dingen.
1:Angst voor God is dus het bewijs van de kloof die gekomen is tussen de mens en God.?
2: Angst is een gevolg van de liefde voor jezelf of van de liefde voor een ander?
3:Hoe kan God eisen dat je geen angst heb? (Jezus had toch ook diepgaande angst in Gethsemanee, en Petrus in de rechtzaal)
4:Is angst voor God hetzelfde als angst voor de dood?
5; gaat het hier alleen om de angst voor iemand (van wie je zou willen of denkt te houden) dus de angst dat jou iets overkomt.
Of ook over de angst om iemand, dat je diegene kwijtraakt, of dat hem iets ergs overkomt?
Als ik erg onduidelijk ben wil ik het wel opnieuw formuleren. Soms schrijf ik denkend, en dat kan verwarrend zijn.