Berichtdoor Divrei Shmuel » 10 jan 2005 19:54
De leerlingen van Jesjoea kwamen uit HaGalil - Galilea. Hier woonden veel andere volkeren. De toenmalige voertaal was Aramees en Grieks. Latijns werd minder vaak gebruikt dan men denkt. Zelfs de Romeinen zelf schreven veel in het Grieks, zeker in het buitenland met internationale bedoelingen. Zeker heeft het bezette J'hoeda (Judea) en HaGalil sporen gekend van Grieks. Een erfenis van de buitenlandse bezettingen van de tijd van Alexander de Grote en Antioches Epiphanes. Verder kwamen Joden die een paar generaties in de oud Grieks Helenistische kolonien woonden geregeld naar Judea en Galilea, voor zaken, voor de opgangsfeesten naar de Tempel, voor vrijwilege-, zond-, schuld-, brand- en reinigingsoffers en ook vestigden zich er opnieuw en integreerden niet niet allemaal, hadden hun eigen Synagogen. In de Miesjna en Talmoed komen we verschillende geziene rabbijnen tegen met Griekse namen. Het is een overdreven alles Joodser willen maken vanuit Messiaanse groepen die in deze tijd mensen doet denken dat zoiets als het gebruik van Griekse namen voor Hebreeers in het N.T. niet authentiek zou zijn. Jesjoea gaf Zijn leerlingen trouwens ook bijnamen, die men soms in het Aramees met hun Griekse vertaling tegenkomt, omdat men wilde dat de lezer de betekenis begreep en niet alleen maar verwonderd zou kijken van zon Arameese uitdrukking. Sjim'on bar Jona, kreeg bijv. de bijnaam Kefas, aramees voor rots, welliswaar met een Griekse uitgang, maar dat deed men met alle namen, dat hoort bij een vertalen naar het Gr. We kenne Kefa[s] beter als Petrus. Dit staat niet zo in het Gr. N.T., het is een Latijnse vervoeging van Petros, dat staat er wel!
Thadeus is ook zo'n Latijnse vervoeging die er niet staat, Tadaios staat er eigenlijk. Deze naam komen we ook in de Talmoed in het Jiesrael (de Talmoed J'roesjalmi) en verschillende midrasjiem uit Jiesrael tegen: Taddaj. Dit zou samenhangen met het Aramese manlijke woord tadda - borst (zie Prof. Marcus Jastrow, Dictionary of the Targumim, Talmud Babli, Yerushalmi and Midrashic Literature).
Conclusie: Sommige mensen in de 1e eeuw in Galilea en Judea kregen als kind een Griekse naam, of een vergriekste Aramese naam. Andere namen in het N.T. bedoeld als bijnaam werden in het Aramees gegeven, maar terwille van de Griekse lezers vertaald voor de betekenis. In een NLse vertaling zou je dus eigenlijk naar de geest van de samenstellers een NLse betekenis van de bijnaam moeten zien en geen Griekse, laat staan Latijnse!
Sam