Johanne schreef: Jas schreef:
Veel psalmodieën zijn door L. Bourgeois 1 op 1 overgenomen van bestaande Gregoriaanse gezangen. Daarnaast hebben de zng. souterliederkens een rol gespeeld. dit zijn geestelijke liedjes die niet in de kerk gezongen werden. Het waren dus geen wereldlijke liedjes.
Ik vind het leuk dat je zegt dat de souterliedekens daar ook een grote rol bij gespeeld hebben, alleen werden alle souterliedekens toevallig wel gezongen op wereldlijke melodieen.
HET GENEEFSE PSALTER
Een hardnekkige legende over de melodieën van het Geneefse psalter is dat zij gebaseerd zouden zijn op populaire volksliedjes. De legende begint al in de 16de eeuw zelf (als anti-protestantse propaganda: Florimond de Raemond (1540-1601), goed roomskatholiek, beweert in Histoire de la naissance, progrez, et décadence de l' heresie de ce siècle, dat psalmen op "airs de vaudevilles" gezongen werden.
Eind 19de eeuw gaf de theoloog O. Douen een de anderszinds zeer prijzenswaardige werk uit over Clément Marot et Le Psautier Huguenot, (1878-1879) waarin hij betoogde dat de Geneefse melodieën op franse chansonmelodieën zouden teruggaan. Met een resem voorbeelden (gaande van alleen het begin van een melodie tot hele liederen) poogde hij zijn opvatting te staven (deel I, h 12) Nu stond het dus in een wetenschappelijk werk en zou het dus wel waar zijn. Klakkeloos schreef men het over (tot op de dag vandaag ! Handig argument om allerlei vlotte liedjes in de kerk te introduceren: Ja, maar de psalmen zijn zelf ook op...) Toch is het al meer dan 3/4 eeuw geleden overtuigend aangetoond dat het nìet klopt. E. Haein (1896-1968) verdedigde in 1926 een thesis, getiteld: Le problème du Chant Choral dans les Églises Réformées et le Trésor liturgique de la Cantilène huguenote. Hij toont daarin de onhoudbaarheid van Douens onderzoeksmethode aan door de voorbeelden die Douen geeft (als bewijs) tegen het licht te houden. Ze blijken géén van alle tegen kritiek bestand. Theorie gefalsifieerd heet dat dan. Enkel tussen de melodie van psalm 138 en het chanson Quand vous voudrez faire une amye en Une pastourelle gentille (Marot/Attaignant, Parijs 1529/1530) wordt tegenwoordig nog een verband gelegd.
Het is dus niet waar en okay: laten we de Florimond de Raemond het voordeel van de twijfel geven: hij verwarde de Geneefse psalmen met de Souterliedekens en allerlei andere geuzenliedjes uit het chansonnier Huguenot èn dan klopt het.... Maar de Geneefse psalmen zijn echte kunstprodukten, gemaakt volgens regels van de franse renaissance-dichtkunst. Clément Marot, hofdichter van de franse koning, droeg niet voor niets zijn eerste selectie psalmen op aan ‘les Dames de France’. Ook qua melodie is er weinig volks aan de Geneefse psalmen. Je hoort zo dat het geen volksliedjes zijn. Nergens: dansritmes, snelle versieringen, expressieve toonsafstanden. ’t Is al Poids et Majesté (dixit Calvijn, en zo geschiedde). De toonsoorten (die in het het psalmboekje uit mijn kindertijd er zo mysterieus boven stonden vermeld: Jonisch, Phrygisch, Aeolisch, en zelfs Hypo-Mixolyidisch (‘k had geen idee wat het was, maar het klonk bepaald niet volks) zijn de geleerde aanduidingen van de klassieke kerktoonsoorten (de modi), waarop de melodieën gebaseerd zijn. Alles aan de Geneefse psalmen ademt dus de geest van de ‘hoge cultuur’ voluit renaissancistisch en zeer beschaafd en in het gebruik van de kerktoonsoorten zelfs conservatief. Ze klinken meestal 'voornaam', zeker als ze éénstemmig gezongen. Zie voor meer info:
http://home.versateladsl.be/vt607832/psalmen.htm
En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God! (Joh. 20:28 )