De leer van het komen tot Jezus Christus om het leven te vinden, maakt ons duidelijk wat een kwaad het ongeloof is. Deze goddeloosheid is de enige of voornaamste hindernis voor de zondaar die tot Christus komt. Als de tekst zegt: ?Kom? en vervolgt met: ?En die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen?, wat een kwaad is dat dan toch dat zondaars weerhoudt om tot Jezus Christus te komen? Dat kwaad is het ongeloof. Want door het geloof komen wij en door het ongeloof blijven wij weg. Daarom wordt het ongeloof de oorzaak genoemd waardoor iemand zich van God afkeert. Dat was immers de reden waarom de wereld in den beginnen Hem de rug toekeerde en dat is ook de oorzaak dat mensen tot op deze dat bij Hem vandaan blijven. En het ongeloof doet dit des te gemakkelijker omdat het gebruik maakt van een list. Deze zonde kan wel ?de witte duivel? genoemd worden, want dikwijls doet zij zich bij haar boosaardige daden inde ziel voor als een engel des lichts. Ja, zij treedt op als was zij een raadsman uit de hemel. Daarom zullen we wat uitvoeriger op deze kwaadaardige ziekte ingaan.
In de eerste plaats is dit een zonde die, meer dan alle andere, een schijn van redelijkheid heeft in alles wat zij doet. Zij houdt de ziel van Christus verwijderd door haar voor te spiegelen dat zij, zoals het nu met haar is, ongeschikt en onvoorbereid is. Zo zou ze een dieper zondebesef moeten hebben, meer berouw moeten tonen, meer vernedering moeten kennen en het hart van zou meer verbroken moeten zijn.
In de tweede plaats is dit de zonde die het meest bij het geweten past. Het geweten van de zondaar die tot Christus komt, zegt hem dat hij niets goeds bezit en dat hij voor tienduizend talenten in schuld staat; dat hij bovendien een zeer onwetend, blind en hardnekkig zondaar is, die het niet waard is dat Jezus Christus ook maar één?n keer acht op hem slaat. ?Zult u het dan wagen?, zegt ongeloof, ?om in zo?n toestand als waarin u nu bent, tot Jezus Christus te komen??
In de derde plaats is het zonde die het meest bij ons gevoel past. De zondaar die tot Christus komt, voelt de zonde, allerlei zonden en goddeloosheid, werken in zijn vlees. Hij voelt ook de toorn en het oordeel van God over de zonde en dreigt daar dikwijls onder te bezwijken. ?Nu kun je zien dat je geen genade bezit?, zegt het ongeloof, want wat in je werkt, is je innerlijke verdorvenheid; je kunt ook merken dat God je niet liefheeft, omdat het gevoel van Zijn toorn op je blijft. Waar haal je dan de onbeschaamdheid vandaan om tot Jezus Christus te komen??
In de vierde plaats is het de zonde die meer dan alle andere het beste past bij de wijsheid van ons vlees. De wijsheid van ons vlees meent dat het verstandig is om een poosje te twijfelen, een poosje op een afstand te blijven, een poosje naar beide kante te luisteren. Zij acht het wijs om niet voorbarig, overijld of ondoordacht te werk te gaan en zo al te gemakkelijk tot Jezus Christus te komen. En met deze wijsheid stemt het ongeloof in.
In de vijfde plaats is het deze zonde die meer dan alle andere de ziel voortdurend influistert om te wantrouwen aan de trouw waarmee God Zijn gelofte houdt aan hen die tot Jezus Christus komen om het leven te vinden. Zij blaast ook wantrouwen in met betrekking tot bereidheid van Christus om hen te ontvangen en te behouden. En geen zonde kan dit zo kunstig doen als het ongeloof.
In de zesde plaats is het ook deze zonde die altijd gereed staat om tegenwerpingen te maken tegen deze of die belofte, die door de Geest van God tot ons hart gebracht wordt om ons te troosten. En als de arme zondaar die tot Christus komt, daarop niet bedacht is, dan zal zij door een andere uitvlucht, blijk van geringschatting, list of haarkloverij de belofte snel weer van hem afnemen, zodat hij daarvan maar weinig voordeel zal hebben.
In de zevende plaats is het deze zonde die meer dan alle andere onze gebeden doet verslappen, evenals ons geloof, onze liefde, onze ijver, onze hoop en onze verwachtingen. Ja, zij trekt zelfs in onze geestelijke plichten het hart van God af.
In de laatste plaats, zoals ik zojuist al gezegd heb, manifesteert deze zonde zich in de ziel met zoveel schoonschijnende voorwendsel van veiligheid en zekerheid, dat zij een raadsman lijkt te zijn die door de hemel gezonden is. Zo dringt zij er erbij de ziel op aan wijs, behoedzaam, weloverwogen en verstandig te zijn en ervoor op te passen om al te haastig te durven geloven. ?Wees er eerst zeker van, zo zegt zij, ?dat god u liefheef; klem u aan geen enkele belofte vast, totdat u daartoe door God gedwongen wordt; wees ook niet zeker van uw zaligheid, maar twijfel daar steeds aan, ook al is het getuigenis van de Heere dikwijls aan u bevestigd. Leef niet door het geloof, maar door het gevoel en wanneer u niet kunt zien of voelen, vrees en wantrouw dan, verdenk alles en twijfel daaraan?. Dit is de duivelse raad die het ongeloof geeft, die zó verhuld is onder schoonschijnende voorwendsels, dat zelfs de meest wijze christen deze redeneringen nauwelijks van zich kan afschudden.
John Bunyan ? komen tot Christus ? XII ? de witte duivel