Omdat er een discussie zich ontwikkelde over of de Engel die aan Manoach verscheen wel God is (wat Eliyahu niet gelooft) wilde ik deze tekst eens in jullie midden leggen.
Is de Engel van J*H*W*H nu God, ja of nee?
1 Hierna gebeurde het, dat God Avraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: Avraham, en deze zei: Hier ben ik.
2 En Hij zei: Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Yitzchaq, en ga naar het land Moriyah, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen die Ik u noemen zal.
3 Toen stond Avraham des morgens vroeg op, zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn knechten met zich, benevens zijn zoon Yitzchaq; hij kloofde hout voor het brandoffer, begaf zich op weg en ging naar de plaats, die God hem genoemd had.
4 Toen Avraham op de derde dag zijn ogen opsloeg, zag hij die plaats in de verte.
5 En Avraham zei tot zijn knechten: Blijft gij hier met de ezel, terwijl ik en de jongen daarginds heengaan; wanneer we hebben aangebeden, zullen wij tot u terugkeren.
6 Toen nam Avraham het hout voor het brandoffer, legde het op zijn zoon Yitzchaq en nam vuur en een mes met zich mede. Zo gingen die beiden tezamen.
7 Toen sprak Yitzchaq tot zijn vader Avraham en zei: Mijn vader, en deze zei: Hier ben ik, mijn zoon. En hij zei: Hier is het vuur en het hout, maar waar is het lam ten brandoffer?
8 En Avraham zei: God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon. Zo gingen die beiden tezamen.
9 Toen zij aan de plaats die God hem genoemd had, gekomen waren, bouwde Avraham daar een altaar, schikte het hout, bond zijn zoon Yitzchaq en legde hem op het altaar boven op het hout.
10 Daarop strekte Avraham zijn hand uit en nam het mes om zijn zoon te slachten.
11 Maar de Engel van J*H*W*H riep tot hem van de hemel en zei: Avraham, Avraham! En hij zei: Hier ben ik.
12 En Hij zei: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden.
13 Toen sloeg Avraham zijn ogen op en daar zag hij een ram achter zich, met zijn horens verward in het struikgewas. En Avraham ging en nam de ram en offerde hem ten brandoffer in plaats van zijn zoon.
14 En Avraham noemde die plaats: J*H*W*H zal erin voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de berg van J*H*W*H zal erin voorzien worden.