Mijn mening: zeer negatief!!!
hoezo moet dit? Alle moeilijke boeken en studies kunnen we lezen en begrijpen en de Bijbel niet? God heeft alle jaren dat deze Bijbel(sv) gebruikt om Zijn Volk te leren en te bekeren dus ook nu!
Moderator: Moderafo's
essieee schreef:Mijn mening: zeer negatief!!!
hoezo moet dit? Alle moeilijke boeken en studies kunnen we lezen en begrijpen en de Bijbel niet? God heeft alle jaren dat deze Bijbel(sv) gebruikt om Zijn Volk te leren en te bekeren dus ook nu!
Hoe denken jullie over de herziening van de statenvertaling?
essieee schreef:Mijn mening: zeer negatief!!!
hoezo moet dit? Alle moeilijke boeken en studies kunnen we lezen en begrijpen en de Bijbel niet? God heeft alle jaren dat deze Bijbel(sv) gebruikt om Zijn Volk te leren en te bekeren dus ook nu!
Ruben Hadders schreef:
En steeds gaat het weer een stapje verder en verdwijnt er weer belangrijke inhoud uit Gods Woord.
De Statenvertaling staat dichtbij de grondtekst. Het is niet voor niets de beste Bijbelvertaling ter werled, op de King James Version na!!!
Ik ben 17 jaar, maar heb toch écht weinig problemen met het begrijpen van de Statenvertaling. Integendeel, het staat vaak duidelijker in de Statenvertaling dan in ander vertaling. En zeker voor bijbelstudie is het een must.
Het argument dat de vertaal-wetenschap beter is geworden verwerp ik ten zeerste. Want dat is helemaal niet waar. Er wordt steeds meer geinterpreteert, i.p.v. letterlijk vertaald.
Klaas noemt het 'de enige optie'. Ik ben het daar niet mee eens. De mentaliteit van de Christenen moet veranderen. In plaats van een luie mentaliteit zouden zij eens moeite moeten doen om de Statenvertaling te begrijpen. De enige andere vertaling die ik dan nog wel goed vind is de NBG'51 vertaling. Soms leg ik ze ook wel eens naast elkaar. Maar verder ook echt niet. Maar nu blijken veel Christenen al moeite te hebben met de NBG. Dat is toch gewoon erg?
Ik zal de verschillen tussen de NBV en de SV binnenkort eens op dit forum naast elkaar plaatsen.
NBV schreef:Eens richtte de HEER zich tot Jona, de zoon van Amittai: 'Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.' En Jona maakte zich gereed, maar vluchtte naar Tarsis, weg van de HEER. Hij ging naar Jafo en vond er een schip met bestemming Tarsis. Hij betaalde de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de HEER. Maar de HEER wierp een hevige storm op de zee, en de zee werd zo wild dat het schip dreigde te breken. De zeelieden werden bang en ieder begon tot zijn god te roepen. Ook wierpen ze de lading in zee om het gevaar af te wenden. Maar Jona was in het ruim van het schip afgedaald, was daar gaan liggen en in een diepe slaap gevallen. De schipper ging naar hem toe en zei tegen hem: `Wat lig jij hier te slapen! Sta op, roep tot je god! Misschien dat die god aan ons denkt, zodat we niet vergaan.' Intussen overlegden de zeelieden: `Laten we het lot werpen om te weten te komen wiens schuld het is dat deze ramp ons treft.' Ze wierpen het lot, en het lot viel op Jona. Toen zeiden ze tegen hem: `Vertel ons: hoe komt het dat deze ramp ons treft? Wat doe je hier aan boord? Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je? Bij welk volk hoor je?' Hij antwoordde hun: `Ik ben een Hebreeër en ik vereer de HEER, de God van de hemel, de God die de zee en het land gemaakt heeft.' De mannen werden doodsbang, en toen ze hem hoorden vertellen dat hij was weggevlucht van de HEER, zeiden ze tegen hem: `Hoe heb je dat kunnen doen?' En ze vroegen hem: `Wat moeten we met je doen, dat de zee ons met rust laat?' Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. Hij antwoordde: `Gooi me in zee, dan zal de zee jullie met rust laten. Want ik weet dat het mijn schuld is dat deze storm zo hevig tegen jullie tekeergaat.' Maar de mannen roeiden uit alle macht om weer aan land te komen; ze slaagden daar echter niet in, doordat de zee steeds onstuimiger tegen hen tekeerging. Toen riepen ze tot de HEER: `Ach HEER, laat ons toch niet vergaan als wij het leven van deze man opofferen. Reken het ons niet aan als hier een onschuldige sterft. U bent de HEER, al wat u wilt dat doet u!' Toen tilden ze Jona op en wierpen hem in zee, en de woede van de zee bedaarde. De mannen werden vervuld met bang ontzag voor de HEER. Ze brachten hem een offer en beloofden hem er nog meer.
Statenvertaling schreef:1 En het woord des HEEREN geschiedde tot Jona, den zoon van Amitthai, zeggende: 2 Maak u op, ga naar de grote stad Nineve, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. 3 Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des HEEREN; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan, en ging neder in hetzelve, om met henlieden te gaan naar Tarsis, van het aan gezicht des HEEREN. 4 Maar de HEERE wierp een groten wind op de zee; en er werd een grote storm in de zee, zodat het schip dacht te breken. 5 Toen vreesden de zeelieden, en riepen een iegelijk tot zijn god, en wierpen de vaten, die in het schip waren, in de zee, om het van dezelve te verlichten; maar Jona was nedergegaan aan de zijden van het schip, en lag neder, en was met een diepen slaap bevangen. 6 En de opperschipper naderde tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien zal die God aan ons gedenken, dat wij niet vergaan. 7 Voorts zeiden zij, een ieder tot zijn metgezel: Komt, en laat ons loten werpen, opdat wij mogen weten, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Alzo wierpen zij loten, en het lot viel op Jona. 8 Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Wat is uw werk en van waar komt gij? Welk is uw land en van welk volk zijt gij? 9 En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreer; en ik vreze den HEERE, den God des hemels, Die de zee en het droge gemaakt heeft. 10 Toen vreesden die mannen met grote vreze, en zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan? Want de mannen wisten, dat hij van des HEEREN aangezicht vlood; want hij had het hun te kennen gegeven. 11 Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij u doen, opdat de zee stil worde van ons? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. 12 En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt mij in de zee, zo zal de zee stil worden van ulieden; want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil over komt. 13 Maar de mannen roeiden, om het schip weder te brengen aan het droge, doch zij konden niet; want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. 14 Toen riepen zij tot den HEERE, en zeiden: Och HEERE! laat ons toch niet vergaan om dezes mans ziel, en leg geen onschuldig bloed op ons; want Gij, HEERE! hebt gedaan, gelijk als het U heeft behaagd. 15 En zij namen Jona op, en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. 16 Dies vreesden de mannen den HEERE met grote vreeze; en zij slachtten den HEERE slachtoffer, en beloofden geloften. 17 De HEERE nu beschikte een groten vis, om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van den vis, drie dagen en drie nachten.
NBV schreef:Hier volgen de woorden van Prediker, zoon van David en koning in Jeruzalem.
Lucht en leegte, zegt Prediker, lucht en leegte, alles is maar leegte. Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft ver- worven, al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon? Geslachten gaan, geslachten komen, maar de aarde blijft altijd bestaan. De zon komt op, de zon gaat onder, en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan. De wind waait naar het zuiden, dan draait hij naar het noorden. Hij draait en waait en draait, en al draaiend waait de wind weer terug. Alle rivieren stromen naar de zee, en toch raakt de zee niet vol. De rivieren keren om, ze gaan weer naar de plaats vanwaar ze komen, en beginnen weer opnieuw te stromen. Alles is vermoeiend, zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn. De ogen van een mens kijken, en vinden geen rust, zijn oren horen, en ze blijven horen. Wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan. Er is niets nieuws onder de zon. Wanneer men van iets zegt: `Kijk eens, iets nieuws,' dan is het altijd iets dat er sinds langvervlogen tijden is geweest. De vroegere geslachten zijn vergeten, en ook de komende geslachten zullen weer worden vergeten. Onderzoek naar wijsheid en dwaasheid.
Ik, Prediker, was koning van Israël in Jeruzalem. Ik heb met heel mijn hart elke vorm van wijsheid beproefd, want ik wilde alles wat onder de hemel gebeurt doorgronden. Het is een trieste bezigheid. Een kwelling is het, die de mens door God wordt opgelegd. Ik heb alles gezien wat onder de zon gebeurt, en vastgesteld dat het niet meer is dan lucht en najagen van wind. Wat krom is kan niet recht worden gemaakt, en wat ontbreekt kan niet worden meegeteld. En ik zei tegen mezelf: Ik heb meer en groter wijsheid verworven dan iedereen die voor mij heeft geregeerd in Jeruzalem. Ik heb veel wijsheid en kennis opgedaan. Ik heb me er met hart en ziel voor ingespannen te ontdekken wat wijs is, en wat dwaas en onverstandig is. Maar ook dat, zo heb ik ingezien, is enkel maar najagen van wind. Want wie veel wijsheid heeft, heeft veel verdriet. En wie kennis vermeerdert, vermeerdert smart.
Statenvertaling schreef:1 De woorden van den prediker, den zoon van David, den koning te Jeruzalem.
2 Ijdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. 3 Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon? 4 Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid. 5 Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees. 6 Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen. 7 Al de beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande keren zij weder. 8 Al deze dingen worden zo moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen. 9 Hetgeen er geweest is, hetzelve zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, hetzelve zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon. 10 Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen, die voor ons geweest zijn. 11 Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, van dezelve zal ook geen gedachtenis zijn bij degenen, die namaals wezen zullen. 12 Ik, prediker, was koning over Israel te Jeruzalem.
13 En ik begaf mijn hart om met wijsheid te onderzoeken, en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven, om zich daarin te bekommeren. 14 Ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes. 15 Het kromme kan niet recht gemaakt worden; en hetgeen ontbreekt, kan niet geteld worden. 16 Ik sprak met mijn hart, zeggende: Zie, ik heb wijsheid vergroot en vermeerderd, boven allen, die voor mij te Jeruzalem geweest zijn; en mijn hart heeft veel wijsheid en wetenschap gezien. 17 En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is. 18 Want in veel wijsheid is veel verdriet; en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart.
„De verstaanbaarheid van de Statenvertaling is een gééstelijk probleem. Het veranderen van woorden of van zinsbouw verandert daaraan niets”. GBS-directeur Scholten houdt vast aan de Statenvertaling van 1637
parsifal schreef:maar het woord kan ook allerlei betekenen. De kanttekeningen geven daar bewijsteksten voor in de Bijbel zelf. (Dit vooraf afwijzen is net zo goed je theologisch raster vooraf aanleggen als het koste wat het kost allerlei willen lezen).
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 32 gasten