Psalm 63:1 (Berijming 1773)
O God, Gij zijt mijn toeverlaat;
Mijn God, U zoek ik met verlangen,
Zo ras wij 't morgenlicht ontvangen,
Bij 't krieken van den dageraad.
O HEER, mijn ziel en lichaam hijgen,
En dorsten naar U in een land,
Dat, dor en mat, van droogte brandt,
Waar niemand lafenis kan krijgen.
Zingen: http://www.psalmboek.nl/zingen.php?psID ... ID=1&s=rit
Psalmen 63:1-3 (NBG'51)
1 Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was.
2 O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik,
mijn ziel dorst naar U,
mijn vlees smacht naar U,
in een dor en dorstig land, zonder water.
3 Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd,
ziende uw sterkte en uw heerlijkheid.
In Psalm 63 verwoordt David dat hij sterk verlangt naar God. In vers 2d zegt David: "in een dor en dorstig land, zonder water." Deze zin begrijp ik nog niet. Hij vergelijkt dit met het aanschouwen van God in het heiligdom, waar hij Gods sterkte en heerlijkheid zag. Een kenmerk van het heiligdom is toch juist dat daar overvloed is? En David vergelijkt het met een dor en dorstig land, zonder water. Hoe is dit mogelijk? En lees vooral ook Johannes 4:13-14, waar het juist gaat over het water dat Jezus geeft, waarvan je nooit dorst zal krijgen!
Johannes 4:13-14 (NBG'51)
13 Jezus antwoordde en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen; 14 maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.