Byte schreef:Hoi,
Is mijn vraag iets te uitgebreid?
Dan helpt misschien het volgende.:
Volgende vers uit Zacharia 11.
Daarom weidde Ik de slachtschapen, omdat zij ellendige schapen zijn. Ik nam voor Mijzelf twee stokken – de ene noemde Ik LIEFLIJKHEID, de andere SAMENBINDING – en Ik weidde die schapen.
Wat is de betekenis van deze 2 stokken en waarom zijn ze gebroken in een later vers ?
Hoor jullie graag.
Groetjes Byte
Hoi Byte,
Ik wil wel proberen antwoord te geven op je vraag, als je denkt dat er iets niet klopt moet je het ook maar gewoon aangeven. De twee stokken wijzen op het werk wat de Heere, als de goede Herder, voor Zijn kudde doet. Hij hoed ze met liefde (liefelijkheid) en Hij bewaard ze, Hij verzameld ze, Hij zorgt dat ze niet verstrooit worden (samenbinding), en zo ten prooi vallen aan de roofdieren, of gewoon simpelweg verdwalen. In de tekst lezen we echter dat de herders (de geestelijke leraren) die God over Zijn volk Israël gesteld had, laten blijken een afkeer van God te hebben(v. 8 ), eveneens de meesten van de kudde; er is nog slechts een klein en ellendig overblijfsel wat de Heere verwacht (v. 11). Dit is de reden dat God met Zijn oordeel komt; Hij zegt de kudde niet meer te zullen weiden (v. 9). Niet langer nog waakt God als Herder over zijn kudde.. nu kan Hij Zijn herdersstokken ook wel wegdoen, zegt de profeet als het ware.
In
Zach 13:7-9 lezen we echter opnieuw van een Herder. Het is de Heere Jezus, Die de straf opneemt die eigenlijk op de kudde had moeten komen. De schapen zullen verspreid worden en de Herder geslagen, maar God zelf zal Zich opnieuw over hen ontfermen. Het gelovig overblijfsel zal dán de Naam van de Heere aanroepen, en Hij zal hun tot een God zijn! Jesaja schrijft:
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
Wij dwaalden allen als schapen,
wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen
op Hem doen neerkomen.