gravo schreef:Zegt Jezus dat de samenvatting van de Wet Gods aldus is: "God liefhebben boven alles en de naaste als onszelf", de gereformeerde belijdenis zet daar keihard het volgende tegenover:
"de mens is geneigd God en de naaste te haten".
En neem maar van mij aan dat dat niet zo vriendelijk bedoeld is door de opstellers van de belijdenisgeschriften. Zeker niet in de trand van "haten betekent hier 'op de tweede plaats zetten'". Nee, beslist niet. de mens wordt, als het gaat om zijn diepste motieven en drijfveren getekend als een egoistische kwaaddoener.
Ik neem die belijdenis over. Altijd heb ik gevoeld en gezien, dat als het er op aan komt, de mens inderdaad niet meer is dan dat: een op eigenbelang gericht persoon, die met een ander / Ander niets te schaften heeft. Ik-gericht.
Dat is dan ook de grote tegenstelling. God die liefde is en liefde wil (de vervulling van de Wet) tegenover een afkerige, stugge, haatdragende mens. Dat is de hele spanning van de Bijbel.
Dat verklaart het drama van het kruis, de scherpte van het Laatste Oordeel en de emoties rond de oproep tot geloof:
Wie in de Zoon gelooft heeft het eeuwige leven.
Daarom koester ik deze belijdenis toch als iets zeer belangrijks. Het vertelt ons de harde waarheid over ons zelf. Bijbels verteld in het verhaal van de zondeval. Wij zijn in Adam allemaal dood in de zonden en de misdaden.
Hoe zijn jullie gevoelens met betrekking tot deze lering?
gravo
Je doelt op Zondag 2 van de Heidelbergse Catechismus.
Vraag 4. Wat eist de wet van God van ons? Antwoord: Dat leert ons Christus in een hoofdsom (Matteüs 22:37-40).37 Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.
38 Dit is het grote en eerste gebod.
39 Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
40 Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten. (NBG'51)
Vraag 5. Kunt gij dit alles volkomenlijk houden? Antwoord: Nee, want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten. Op welke Bijbelteksten baseert de HC het antwoord "ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten"? (Bijbelteksten zijn afkomstig van de NBG'51-vertaling).
- Romeinen 8:7.
Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet:- Efeziërs 2:3.
– trouwens, ook wij allen hebben vroeger daarin verkeerd, in de begeerten van ons vlees, handelende naar de wil van het vlees en van de gedachten, en wij waren van nature, evenzeer als de overigen, kinderen des toorns –,- Titus 3:3.
Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende.- Genesis 6:5.
Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, - Genesis 8:21.
Toen de HERE de liefelijke reuk rook, zeide de HERE bij Zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan, zoals Ik gedaan heb.- Jeremia 17:9.
Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? - Romeinen 7:23.
maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is.Vooral de laatste drie genoemde teksten ondersteunen mijns inziens het antwoord van de HC.
Dat de gereformeerde belijdenis het kwaad er keihard tegenover zet, is mijns inziens geen spanningsveld. Wat zegt Jezus Zelf als hij de vaders aanspreekt:
Lukas 11:13.
Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden? (NBG'51)
Met andere woorden: de slechte aard van de mensen wil niet zeggen dat ze geen goede gaven weten te geven. In Gods algemene genade mag dit nog steeds zo zijn.
Bovendien: als het bevel van de Heere Jezus in Matteüs 22:37-40 zou ontbreken, zal iedereen een loopje nemen met de bekering en het geloof. Het feit dat wij niet aan (deze hoofdsom van) de wet kunnen voldoen, wil niet zeggen dat het ons niet verkondigd moet worden dat het onze plicht is om deze wet te houden.
In Zondag 3, vraag 8, komt ook de andere kant aan het licht.
Vraag 8. Maar zijn wij zo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad? Antwoord: Ja, tenzij dat wij door de Geest Gods wedergeboren worden. Als Gods Geest in je gaat werken, dan krijg je de Heere lief.
Johannes 3:5.
Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. (NBG'51)
2 Korintiërs 3:5.
Niet dat wij uit onszelf bekwaam zijn iets als óns werk in rekening te brengen, maar onze bekwaamheid is Gods werk, (NBG'51)
Misschien kan dit helderheid geven in de schijnbare discrepantie.