Het afwijzen van inenting, actueel nu er weer een uitbraak van de mazelen is, komt maar bij een kleine minderheid van de christenen voor. Het is dan ook aannemelijk dat dit gebeurt op grond van een theologisch verschil met al die andere christenen.
Niet inenten komt in christelijke vooral voor bij de zogenaamde bevindelijk gereformeerden. Een theologisch kenmerk van de grootste kerk van deze richting, de Gereformeerde Gemeenten die dit ook als haar theologische eigenheid beschouwt, is de opvatting over de uitverkiezing.
Geen enkele andere kerk heeft geformuleerd wat dit kerkverband geformuleerd heeft, namelijk (het wordt nu een beetje theologisch) dat het genadeverbond onder de beheersing staat van de uitverkiezing.
Dat wil zeggen dat het verbond der genade, de zaligmakende verbintenis die God in alle vrijheid met mensen aangaat allereerst en vooral vanuit Zijn barmhartigheid en liefde door iets anders wordt beperkt en beheerst, namelijk door de uitverkiezing, het verschrikkelijke besluit (zoals het ook wel wordt genoemd). Gods genade en barmhartigheid wordt dus niet door het recht beperkt (zodat schuldige mensen uiteindelijk geen genade kunnen krijgen, omdat ze met wettig en overtuigend bewijs veroordeeld zijn), maar door iets anders, namelijk door het genoemde eerdere besluit van God. Het eerste besluit beperkt God in zijn barmhartigheid. Zijn barmhartigheden en goedertierenheden hebben dus een einde (zo gezegd is dit in feite een onbijbelse uitdrukking).
God lijkt door deze leeruitspraak uiteindelijk Zelf gebonden te worden aan Zijn eeuwig raadsbesluit, waardoor Hij nog wel genade voor recht mag laten gelden, maar slechts in zoverre Hij dit raadsbesluit niet overtreedt. De angel is de speculatie op de inhoud van dit raadsbesluit (op de inhoud van Gods welbehagen), namelijk dat God maar een paar mensen zalig zal maken ten opzichte van vele miljarden mensen. Deze speculatieve veronderstelling is de motor voor allerlei angst en vrees en tot een grote zwaarmoedigheid met uiterlijke en innerlijke verharding (God zal ons niet genadig zijn, er is geen liefde voor mij). Dit leidt tot theologisch en praktisch verdriet en ongeluk. Er valt niets meer te verwachten, dan te sterven en daarna....het oordeel.
De fout is dat er zo'n grote rationaliteit (logica) in de theologie wordt geschoven, dat Gods onafhankelijkheid en vrijmacht wordt ingekaderd, waardoor Gods genade geen zaak meer is van het hart, maar administratief van aard wordt. Liefde en genade zijn niet langer de bron van waaruit wordt gehandeld, maar de instrumenten waarmee een rationeel besluit wordt uitgeoefend. Dat leidt tot een zeer hard en liefdeloos godsbeeld. Iets wat we helaas ook in deze kringen terugzien. Als onze hemelse Vader zo met ons omgaat, hoe zullen wij dan als aardse vaders met onze kinderen omgaan?
Het gevolg van deze leeruitspraak (in 1931 al gedaan, maar nog steeds van kracht) is, dat in de beleving van veel gelovigen uit dit kerkverband Gods besluiten altijd gevreesd moeten worden en weinig goeds inhouden. Er is dus een ongezonde focus ontstaan op met name de kwade gevolgen en de verschrikkelijke uitkomsten van Gods besluiten. Vooral het besluit over wie er zalig wordt en wie niet, de uitverkiezing, is hier debet aan.
Je kunt zonder meer zeggen, dat de uitverkiezingsleer in deze kringen vooral zo invloedrijk is omdat geloofd wordt dat God slechts enkele mensen voor de zaligheid heeft uitverkoren en dat de overgrote massa door God in de zonden gelaten wordt, waarin ze zichzelf hebben gestort. Dood en verderf, ze behoren tot Gods werkelijkheid.
In feit is dat het grote thema geworden in de Gereformeerde Gemeenten: de veronderstelde verlorenheid van het overgrote deel van de mensen binnen(!) en buiten hun kerkverband. Het percentage van mensen waarvan men echt gelooft dat het wedergeboren en dus uitverkoren is, ligt hooguit (maar dan heb je het over een heel liberale gemeente) op 5%.
In de praktijk ziet men zichzelf dus bijna allemaal als waarschijnlijk niet-bekeerde, niet-verkoren en dus gedoemde en niet-begenadigde mensen. Met zo'n wetenschap is uiterst moeilijk te leven, want dit wordt als een zeer reële en verschrikkelijk bedreigende zaak gezien. men weet dat men waarschijnlijk naar de hel gaat. Zo hard is het voor velen. Alhoewel er natuurlijk eindeloos veel vluchtheuvels gemaakt worden om die angst en pijn te verlichten. De troost moet dan komen van opmerkingen als "vraag er maar veel om", "nu is nog het heden der genade", "het kan nog gegeven worden" enz.
Maar de praktijk is dat de gehele gemeente nog steeds week in, week uit, als onbekeerd wordt aangesproken. Je hele leven lang wordt er dus wel gezegd dat zaligheid mogelijk is, maar sterker nog dan dit wordt onophoudelijk gecommuniceerd, dat er slechts weinigen zullen zijn.
Wie niet gelooft dat dit waar is hoeft deze mensen maar één ding te vragen, namelijk of zij van zichzelf mogen zeggen dat zij een waarachtig wedergeboren kind van God zijn. Dan zal het genoemde percentage er moeiteloos uitkomen. Want elke antwoord dat geen volmondig "ja" is, zal een uitgebreide formulering zijn die niets anders kan betekenen dan een volmondig "nee".
Is dit percentage toch hoger dan 5%, dan durf ik de stelling aan dat men zich persoonlijk niet meer kan vinden in de leeruitspraken over de uitverkiezing. En dan is er echt iets fundamenteels in het kerkverband veranderd.
In het licht van bovenstaande theologische achtergrond is het begrijpelijk dat Gods besluiten inzake ziekte en gezondheid ongeveer hetzelfde zullen liggen. Dezelfde focus op vooral de negatieve kant van Gods uitverkiezing (Gods heeft er maar een paar verkoren), ligt er ook op de praktische zaken van het leven. Men kijkt er niet van op dat mensen ziek worden en sterven. Het leven is een damp. In het doopformulier (gaat toch over kinderen) staat "dit leven hetwelk toch niet anders is dan een gestadige dood".
Kortom, men heeft leren leven met een harde God. Bij de keuze of we vooral de goede of juist de kwade gevolgen van Gods handelen in ons leven moeten benadrukken, zal men eerder in de kwade gevolgen van Gods besluiten de leer over God herkennen, dan in de goede gevolgen.
Dus: een kind dat de mazelen krijgt en daar ernstige gevolgen aan over houdt is voor mensen uit dit kerkverband eerder een bewijs en een teken van Gods handelen, dan dat de mogelijkheid tot inenting als een goed gevolg van Gods voorzienigheid wordt beschouwd.
Men heeft zich, op grond van de unieke leeruitspraak, dus in de situatie gemanoevreerd dat men God vooral kent van Zijn toornende, afwijzende en straffende kant. God is eerder dit, dan een God van liefde en barmhartigheid. Ja, Hij is wel barmhartig, maar alleen voor "de Zijnen", de uitverkorenen, degene van wie de namen in het raadsbesluit genoemd staan.
Minachtend spreekt men ook wel over al die makkelijke christenen, voor wie God altijd alleen maar liefde is en vergeving en barmhartigheid en "waarbij iedereen zo maar zalig wordt".
Nee, de Gereformeerde Gemeenten zijn eerst en vooral gefascineerd (geobsedeerd?) door de kwalijke gevolgen die Gods raadsbesluiten hebben voor de mensen. Men moet immers ook leven met de harde werkelijkheid dat een schare die niemand tellen kan, een massa damnata, waar zij met grote waarschijnlijkheid zelf toe behoren, eeuwige pijnen in de hel zullen moeten lijden? Wat stelt de mazelen daarbij nog voor. En bovendien, is dit aardse tranendal, inclusief de verschrikkelijke gevolgen van de zonden in ons leven, waaronder de ziekten van onze kinderen, niet al beetje een bewijs van de stelling dat God de mens met Zijn straffen zal bezoeken?
Hoe erger het leven is, hoe sterker deze duistere leer omtrent God wordt bevestigd. Zeker als er ook nog bakken van kritiek worden uitgestort op deze kleine minderheid van de christenen. Ze worden dan ook nog door de wereld "vervolgd om des geloofs wille". Wat heb je dan nog voor bewijs nodig dat je geloofsovertuiging de ware is!
Er zal alleen een ander standpunt over inenting worden ingenomen, wanneer de genoemde theologische angel aangaande de uitverkiezing uit de leer wordt getrokken.
Dat vele mensen in deze kringen toch tot inenting overgaan, duidt er daarom op dat er wel degelijk een verschuiving in het theologische denken aan de hand is. Men kan voor zijn geweten nu makkelijker de zegeningen van goede dingen (gezondheid, medicijnen en voorzorgsmaatregelen) aan God koppelen dan vroeger.
gravo