Jezus gaf aan Zijn discipelen het volgende zendingsbevel: “Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het Evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.” Marc.16:15-16.
Weet u wat de ware betekenis is van de doop?
De doop is een symbool voor: de kruisiging van de oude zondige mens, het begraven daarvan, waarna men dan als een nieuwgeborene opstaat.
De doop weerspiegelt tevens het kruisigen, het begraven en de opstanding van Christus. Door de doop is de mens dan ook met Christus mede gekruisigd.
Hij heeft daarmee de oude mens afgelegd, en de nieuwe aangedaan. Zo moet hij dan gestorven zijn voor wat de zonde betreft, en als herboren verder leven naar de wil van God. (Rom.6:1-14; 2 Cor.5:14-21; Gal.2:15-21; 3:26-29; Efez.4:17-24).
Wanneer kan men zich nu laten dopen?
Dat is dus wanneer men tot het besef gekomen is dat men een zondaar is en men berouw heeft van de zouden, en tevens dat men de liefde en de genade van God nodig zal hebben om een andere weg te kunnen bewandelen.
Dus in deze volgorde: zonde, berouw en bekering.
En als bevestiging van de bekering volgt de doop, het bad der wedergeboorte. Door de doop is de mens weer met God verbonden.
Door de doop is hij een verbond aangegaan met God.
Door de doop heeft hij symbolisch zijn oude zondige leven gekruisigd, zijn zonden begraven, welke hij achtergelaten heeft in het waterbad, en daaruit weer als een nieuwgeborene is opgestaan.
En om dit alles duidelijk te maken, geschiedt de doop daarom ook altijd door onderdompeling. (Luc.3:3; Joh.3:22-23; Hand.2:36-42; 8:36-38; Efez.4:1-6; Marc.1:4-5,9-10).
Dopen betekent dan ook letterlijk onderdompelen.
God zou Abrahams nageslacht dus ook als Zijn volk gaan aannemen; niet op grond van de besnijdenis, maar op grond van Zijn belofte aan Abraham, omdat Abraham God in alles getrouw was geweest. (Gen.26:1-5).
Vanaf het moment dus dat God Zijn verbond had gesloten met Abraham, Was zijn nageslacht, hoewel toen nog niet geboren, toen dus reeds bestemd om Gods uitverkoren volk te zijn.
De besnijdenis kon daar dan ook niets meer aan veranderen.
De besnijdenis was er dan ook niet op gericht dat zij Gods volk zouden worden, maar juist daarop dat zij Gods volk reeds waren, en de besnijdenis diende daarbij dan ook als belofteteken. Maar het zou aan de levenswandel van het volk Israël zelf liggen of zij Gods volk ook zouden blijven. (Ex.19:5; Deut.7:11-l2 8:19-20; 28: 1,9).
Hoe geheel anders is het gesteld met de doop.
De bekeerlingen laten zich niet dopen omdat zij Gods volk reeds zijn, maar juist omdat zij het niet zijn, naar het door de doop juist zullen worden.
Het betreft hier dus, door de doop, een toetreding tot Zijn verbond. (Titus 3:4-7; Rom.2:25-29; 1 Cor.12:12,13,27).
bron:
http://www.agp-internet.com
Jes 8: 20: Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. King James: Dit komt, omdat er in hen geen licht is.