Berichtdoor Bevlogen » 06 feb 2008 23:37
Ter info (geplukt van de gewraakte site publiekprotest.nl):
Christelijk spreken is meer dan Bijbeltekst citeren
door George Harinck
Het interview met George Harinck in de ZoZ van 26 januari heeft van verschillende kanten vragen opgeroepen. Omdat hij meent door sommigen te zijn misverstaan, wil hij in onderstaand artikel trachten enkele zaken te verhelderen.
In een interview met mij dat op zaterdag 26 januari in deze krant stond, heb ik mij, anders dan mijn gewoonte en karakter is, op verzoek van Peter Bergwerff expliciet uitgelaten over mijn persoonlijk geloof. Hij vond dat belangrijk, hoewel ik mij diverse malen afvroeg of dat nu wel interessant was. Ik sprak liever over Colijn en Kuyper. Maar veel mensen hebben mij en de krant hun waardering voor juist dit onderwerp laten blijken in termen als ‘ontroerend’ en ‘herkenbaar’; de journalist had dus gelijk. Anderen hadden op een bepaald punt vragen of wilden nog wel eens doorpraten (wat ik deed of toezegde, maar wat ik, zoals gezegd, niet gemakkelijk vind).
Helaas was het interview voor sommigen, ook van de officiële zijde van de Theologische Universiteit te Kampen waar ik werk, reden tot het stellen van vragen waaruit niet direct een vertrouwen in mij sprak als medegereformeerde. Ik zei sommige dingen anders dan onder gereformeerden gewoon is en ik zie ook sommige dingen anders dan gewoon is in die kring. In plaats van dat eens te overwegen floepten de alarmlichten aan. Deze reactie bevestigde mij dat de vrijgemaakte kerken nog steeds voor een behoorlijk deel zenuwachtige kerken zijn, waar wantrouwen hier en daar nog de boventoon voert. De vrijheid die wij in Christus hebben, drukt zich in onze kerken nog te weinig uit in waardering voor elkaar, zoals we zijn, en nog te zeer in het keuren van elkaar. Houden van een kerk doet daarom nog al eens pijn.
Verzoeningsleer
Maar omdat ik meen door sommigen te zijn misverstaan, wil ik enkele zaken trachten te verhelderen. In de eerste plaats antwoordde ik op de vraag naar mijn persoonlijk geloof dat ik daarbij allereerst aan God de Vader denk en niet zozeer aan Christus of Zijn lijden aan het kruis. Niet zozeer. Er stond niet: n iet . En al had dat er gestaan, dan nog kun je - zoals ik - geen seconde hebben getwijfeld aan de centrale betekenis van het lijden en sterven van Jezus Christus. Daar ging het namelijk niet over. Dat bij het lezen van het interview bleek te zijn gedacht aan ontkenning van de kerkelijk geijkte verzoeningsleer à la Herman Wiersinga (1971) heeft me hogelijk verbaasd.
De zaak die ik in het interview probeerde uit te leggen, is waar ik aan denk als ik het woord God hoor, wat ik ga lezen in de Bijbel als ik verdriet heb, of als er iets te vieren valt. Hoe talloos vele malen heb in mijn leven niet Deuteronomium 30 gelezen, hoe veel keren Psalm 42, hoe vaak klonk in mijn hoofd het gezang van Psalm 138:3 of 4. Die woorden hebben grote emotionele waarde voor mij, daar verdicht zich mijn geloof. En daar staat Christus op geen enkele manier buiten, integendeel. Ik kan niet over mijn geloof spreken zonder Christus te noemen (dat gebeurde dan ook in het interview) en de Stille Week gaat diep door mijn denk- en gevoelsleven heen als centraal onderdeel van mijn geloof.
Maar men moet goed begrijpen dat ik geen dogmatiek dicteerde aan Peter Bergwerff, maar alleen op een enkel punt openhartig mijn persoonlijke beleving toonde. God gaf gelukkig geen cursusboek dogmatiek om Hem te leren kennen, maar 66 boeken, met evenveel schrijvers als invalshoeken en emoties. Een doorlopende en gevarieerde geschiedenis. In die Bijbel heb ik mijn eigen lievelingsfragmenten, mijn lievelingsmomenten. En daarover kun je eigenlijk alleen maar spreken in een omgeving die je aanvaarden wil. Dat wilde Peter Bergwerff en zo is het gekomen.
Mis
Dat ik over het deelnemen aan de mis wat zei, heeft niets te maken met een vermeende relativering van de betekenis van Christus’ offer, maar alles met het feit dat ik historicus ben. Het begrip ‘vervloekte afgoderij’ uit de Heidelbergse Catechismus lees ik als een reactie op de vervloeking die het concilie van Trente uitsprak jegens protestanten. Aan de catechismustekst werd omwonden (’in de grond der zaak niet anders dan’), maar toch het hoge woord toegevoegd: de mis is een ‘vervloekte afgoderij’.
Dat is een uitspraak die ik in het licht van het conflict van de zestiende eeuw kan verstaan, maar feit is dat ik de mis bijna vijf eeuwen later niet zo bezie. Rooms-katholieken zijn in mijn geseculariseerde wereld in de eerste plaats medechristenen. Ik ben als vrijgemaakte getraind in het aanwijzen van gebreken en bezwaren in andere kerken en richtingen, en die tellen ook, maar de vraag is hoe je ze weegt (ik ben hoogleraar voor de geschiedenis van de gereformeerde kerken in hun context ). Dat heeft met jezelf, met de situatie, je karakter en je kennis te maken. En dan heb ik als laconiek type zelfs in dit openhartige interview mijn uitspraak geclausuleerd: als het zo uitkomt. Ik weet en begrijp dat de meeste vrijgemaakten ten aanzien van de mis strikter zijn. Ik propageer mijn standpunt niet en evenmin neig ik naar de Rooms-Katholieke Kerk (denk aan wat ik zei over de vrouw in het ambt).
Bijbelgebruik
Hoe ik mij uitte over het gezag van de Bijbel in ethische kwesties riep ook vragen op. Ik trek het gezag van de Bijbel niet in twijfel, maar plaatste kanttekeningen bij Bijbelgebruik op de kerkvloer. Wat ik heb willen zeggen, is dat ik opmerk hoe teksten uit de Bijbel gebruikt worden om een concrete kwestie op te lossen. Hoewel de oorsprong daarvan is het goede uitgangspunt dat de Bijbel betekenis heeft voor het concrete leven, worden in de praktijk allerlei kwesties in het leven met dat Bijbelgebruik niet opgelost, maar opgeheven: iets mag niet, punt; iets moet zo, punt. De werkelijkheid verdwijnt dan vaak uit zicht.
Ik heb als historicus aandacht voor de praktijk van de kerk en haar leer en maak zelf al dertig jaar mee dat voor- en tegenstanders van de vrouw in het ambt op basis van - overigens zorgvuldig geschreven - boeken elkaar met Bijbelteksten weerleggen, maar niet overtuigen. Zonder aan het gezag van de Bijbel te willen afdoen (dat staat voor mij buiten kijf; daar ging het ook niet over in het interview) meen ik wel dat de omgang met dat gezagvolle Woord niet altijd even gelukkig is. Ik had het daarbij over de gang van zaken onder kerkleden - zij die levenslang in dagelijkse omgang met de Bijbel verkeren, niet over mijn vakmatig de Bijbel onderzoekende collega’s.
Fijngevoeligheid
Soms lijkt het of christelijk spreken betekent: een Bijbeltekst citeren. Maar de Bijbel zelf leert ons ons te oefenen in de fijngevoeligheid om te weten waar het op aankomt. Net zoals mijn geweten mij aanklaagt, zo zegt mijn door Bijbellezing geoefend geweten mij ook hoe ik handelen moet. Daar heb ik niet altijd een Bijbeltekst voor nodig. En nu denk ik dat veel van onze discussies over zaken als vrouw in het ambt en homoseksualiteit vaak niet alleen beginnen, maar ook eindigen bij een Bijbeltekst.
Homoseksualiteit
Ik heb dat ten aanzien van homo’s herhaaldelijk gemerkt - en intussen staan zij jaar in jaar uit in de kou in de kerk. Ik weet wel dat dit niet de bedoeling is van kerkleden, maar vraag maar eens een homo hoe hij of zij de kerkelijke gemeenschap beleeft. Hoe deze jongens en meisjes onder hun gereformeerde leeftijdgenoten de ganse dag het scheldwoord ‘homo’ moeten verdragen en veinzen dat dat leuk gezegd is; hoe door kerkleden hun geaardheid regelrecht in verband wordt gebracht met liederlijk seksueel gedrag; hoe ze wordt gezegd dat die homoseksualiteit inbeelding is en genegeerd moet worden; hoe ouders van het gereformeerd onderwijs verlangen dat daar gezwegen wordt over homoseksualiteit; kortom, hoe velen van hen dus angstig en eenzaam zijn in nota bene de kerk.
Het lijkt me onjuist deze mannen en vrouwen vooral vanuit de invalshoek van hun homoseksualiteit te bezien. En wat mij, mede op grond van mijn christelijke geweten, vooral beroert, is hun isolement. Als dat beginnen en eindigen met Bijbelteksten tot dit resultaat leidt - en dat is helaas niet zelden de praktijk - dan zit er ergens iets scheef. En ik vermoed dat dit hem zit in het omklemmen van de letter van de Bijbel in plaats van het omhelzen van de medemens. Wie het beter ziet mag het zeggen, maar dit is mijn indruk.
Ik vind het vervelend dat ik door enkelen verkeerd begrepen ben en meende daarom deze verheldering te moeten bieden. Ik hoop dat dit genoeg is ter rechtvaardiging van mijn gereformeerde bestaan.