Boudewijn,
ik had het over volbrengen, niet over proberen te onderhouden of proberen te volbrengen. Bovendien staat er in Openbaringen 14:12 niet dat Gods volk Zijn wet volbrengt, maar dat ze niet mogen ophouden om Gods geboden te gehoorzamen (daar zit een enorm verschil tussen).
Bovendien staat in Galaten 3:10 het volgende:
want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
en Romeinen 3 (Paulus heeft het over alle mensen):
10 Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een;
11 Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt.
12 Allen zijn zij afgeweken, te zamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die goed doet, er is ook niet tot een toe.
13 Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen.
14 Welker mond vol is van vervloeking en bitterheid;
15 Hun voeten zijn snel om bloed te vergieten;
16 Vernieling en ellendigheid is in hun wegen;
17 En den weg des vredes hebben zij niet gekend.
18 Er is geen vreze Gods voor hun ogen.
19 Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij.
20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden, voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde.
en in Romeinen 7, waar Paulus, als gelovig christen spreekt:
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.
26 Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.
Paulus is een twee-mens: aan de ene kant wil hij wel de wet van God volbrengen, aan de andere kant lukt het hem niet zoals hij dat zou willen. Daarom dankt hij God, dat Christus hem verlost heeft. We moeten de kracht van de zonde in ons leven niet onderschatten en we moeten niet denken dat we in
dit leven volmaakt Gods wet kunnen onderhouden, al is het wel onze opdracht. Daarom blijft het geloof een strijd, waarbij we ons op God en Zijn genade dienen te verlaten.
Zeg je nu nog ja?
Groeten,
Elbert
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)