Optimatus schreef:Het gevaar schuilt hem hierin dat je nu uitgaat van iets zonder dat je het kunt verifiëren. Als ik een boek schrijf waarin staat dat dit boek alle waarheid bevat en genoeg mensen geloven dat, heb ik een mooie bestseller geschreven die waarschijnlijk vooral veel onzin bevat.
Nu durf ik te beweren dat Gods Woord geen onzin bevat.
Hoe wil je dit verifiëren? Dat zal lastig worden. Mijns inziens is het een geloofszaak.
Optimatus schreef:Maar we moeten er wel rekening mee houden dat het Woord Gods niet door God geschreven is, maar door mensenhanden, in tegenstelling tot wat de mohammedanen beweren over hun koran. Die zou wel door hun maangod zijn geschreven.
De Bijbel zoals wij die kennen, is niet uit de hemel naar beneden gevallen, maar geschreven door mensen die door de Heilige Geest werden geïnspireerd. Maar als de Heilige Geest iets niet zelf schrijft, wordt het schrijfsel niet volmaakt.
De Bijbel is anders dan de koran. Er wordt ook nergens in de Bijbel beweerd dat de Bijbel niet via mensenhanden geschreven zou zijn. De Bijbel is dan ook in die zin een menselijk boek. Maar dat wil niet zeggen dat de Bijbel niet voor 100% Gods Woord zou zijn. De Bijbel zegt nl. zelf van wel:
‘Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wie gij het geleerd hebt; 15 En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is. 16 Al de Schrift is van God ingegeven [Gr. theopneustos], en is nuttig tot le-ring, tot weerlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; 17 Opdat de mens Gods vol-maakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust’.
Ik vond bij het woord theopneustos de volgende verklaring:
‘Van God ingegeven’ (theopneustos)
Dit woord betekent ‘van God geademd’. Het combineert de volgende delen: theo-pneu-stos. Het eerste deel ‘theo-’ betekent ‘God,’ ‘god,’ of ‘goddelijk’. Het tweede deel ‘pneu-’ betekent ‘adem’, ‘Geest’ of ‘geest’. En het achtervoegsel ‘-tos’ maakt van het bijvoeglijke naamwoord een lijdende vorm. In bijna alle combinaties die met ‘theo-’ beginnen is God de actieve Bewerker.
Toen Paulus dit schreef dacht hij waarschijnlijk spontaan aan de tijd dat God de levensadem in Adams neusgaten blies:
Gn 2:7 : ‘En de HEERE God had de mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel’.
Vergelijk verder met het OT :
Ps 33:6 : ‘Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest [‘breath’ (adem), KJV] van Zijn mond al hun heer’. (Gods ‘adem’ is de onweerstaanbare uitvloeiing van zijn kracht).
Adam was inderdaad ‘van God geademd’; hij werd op die manier een levende ziel. Zo ook ontstond de Schrift; de mens ontving de werkzaamheid van Gods Geest om Zijn woord op te schrijven. Deze parallelle uitdrukking in 2Tim 3:16 zegt alles over de actieve oorsprong van de Schrift.
Zo verstond Paulus de ‘inspiratie’ van de Schrift. Vergelijk dit met wat in Hebreeën wordt gezegd, namelijk dat de Schrift ‘levend’ is. De parallel met de levenwekkende ‘adem’ Gods is merkwaardig.
Hb 4:12 : ‘Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling van de ziel, en van de geest, en van de samenvoegselen, en van het merg, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten’.
Klaas schreef:elbert schreef:Als je gelooft dat de Bijbel 100% Gods Woord is en dat de totstandkoming ervan ook Gods werk is, dan kom je uiteindelijk terecht op een cirkelredenering. Dat is in dit geval dan ook het enig juiste.
Dat kan zo zijn, maar in een discussie is een cirkelredenering geen argument.
Nee, maar wel als het een geloofszaak is. Je gelooft het of je gelooft het niet.
Klaas schreef:elbert schreef:Voor wat betreft het hermeneutisch rammelen denk ik dat dat wel meevalt. De tekst die jas aanhaalt is een tekst met een zeer brede inhoud (het gaat immers over "al Gods werken") en de oorspronkelijke lezers konden die tekst dan ook altijd actueel op hun situatie betrekken (en dat kan nog steeds).
Ik doelde op de tekst waarin gesteld wordt dat al de Schrift van God is ingegeven.
Daar vond ik de volgende verklaring bij, waarbij wordt gesteld dat hierbij ook op
Nieuwtestamentische geschriften wordt gewezen:
Het NT was nog niet voltooid en er was dus nog geen NT-canon opgesteld, en daarom denken velen dat Paulus met de uitdrukking ‘al de Schrift’ slechts de OT-geschriften bedoelde. Maar dat blijkt niet te kloppen.
◊ De apostel Paulus beschouwde een uitspraak van het Lukasevangelie als ‘de Schrift’:
1Tm 5:18: ‘Want de Schrift zegt: Een dorsende os zult gij niet muilbanden [Dt 25:4]; en: De arbeider is zijn loon waardig’.
Paulus heeft het in het tweede deel van het vers over een woord van de Heer Jezus, zoals Lukas dat in zijn evange-lie had opgeschreven:
Lk 10:7: ‘En blijft in dat huis, etende en drinkende, hetgeen van hen [voorgezet wordt]; want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van [het ene] huis in [het andere] huis’. (Vgl. Mt 10:10 en 1Ko 9:14).
◊ Paulus sprak in Rm 16:26 van ‘profetische geschriften’, waarmee niet de geschriften van de OT-profeten bedoeld zijn, maar wel de NT-profeten (vgl. Ef 2:20; 3:5):
Rm 16:25-26: ‘Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie [d.i. van Paulus; zie verder Rm 2:16; 2Tm 2:8; 2Ko 4:3; 1Th 1:5; 2Th 2:14] en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt’.
◊ Petrus stelt de brieven van Paulus op één lijn met de ‘andere Schriften’:
2Pt 3:15-16: ‘En acht de lankmoedigheid van onze Heere voor zaligheid; gelijk ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, u geschreven heeft; Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste [mensen] verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf’.
De reeds bestaande NT-geschriften werden blijkbaar ook bij ‘de Schrift’ gerekend. In 2Tm 3:16 verwijst Paulus naar AL heilige Geschriften, en niet enkel deze van het OT.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)