123abc schreef:Pietpiet, Ik ben het er wel mee eens dat er verschil is tussen met je verstand geloven en met je hart.
Als iemand bijv. zegt een medicijn te hebben uitgevonden tegen kanker en ik geloof dat dan doet dat me verder niet zoveel.
Maar dat wordt anders als ik zelf kanker zou hebben, dan ben ik er helemaal bij betrokken.
Alleen, daar heb ik geen nieuwe vermogens om te geloven voor nodig, dat vermogen was er gewoon al.
Het was alleen niet in gebruik, totdat de situatie veranderde.
Wat u wilt is zeggen: we kunnen geloven hier in deze wereld dus ook wat betreft het Koninkrijk Gods. En dat kan ik niet zeggen daar heb ik intussen een aantal teksten voor aangedragen die u wel niet helemaal wilt aannemen maar goed.
Ik kan toch niet begrijpen dat als er staat dat het geloof (of geloven wat u wilt) een genadegave is dat u dat dan niet wilt zien als iets wat geschonken moet worden. Als er staat dat niemand iets goeds doet uitzichzelf dat u dan toch daar één uitzondering op wilt maken namelijk geloven (want zonde kunnen we geloven toch niet noemen). Als er staat dat tenzij iemand wederomgeboren wordt hij het Koninkrijk Gods niet kan zien u toch wilt dat we iets kunnen zien maar niet willen zien (hoewel dat laatste niet onwaar is, maar dat helpt ook niet want onze wil veranderen van een wil ten kwade tot een wil die goed kan doen kunnen we al evenmin).
Als ik denk aan de Heere Jezus dat Hij zegt dat Hij nog schapen moet toedoen die van deze stal niet zijn. Dan is het toch niet zo dat die schapen zelf maar naar de stal moeten komen? Nee Christus moet ze toebrengen. En als God spreekt over dat Hij Zich een volk geformeerd heeft dat Zijn lof _zal_ verkondigen. Dan klinkt dat toch niet als dat er een groep mensen besloten heeft om bij de God formatie te behoren en Hem daarover te loven? Of wanneer de Heere spreekt dat Hij stenen harten zal uitnemen en vlesen harten zal schenken dan is dat toch geen werk van mensen? En gelukkig voor Paulus dat zijn wedergeboorte niet afhing van het gebruik van zijn eigen vermogens tot geloven. Hij zou als hij kon in 2010 nog de gemeenten Gods aan het vervolgen zijn. En gelukkig dat de overtuigingskracht van de prediking om ons tot geloven te bewegen niet de oorzaak is van de bekering maar het werk van de Heilige Geest die de prediking als middel gebruikt.
Ik voel me toch het meeste thuis (en getroost) bij de beschrijving van de D.L. Hfdst 3/4 Par. 11 t/m 14 over het werk van God in de mens:
11. Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door den Heiligen Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking van denzelfden wederbarenden Geest; Hij opent het hart, dat gesloten is; Hij vermurwt dat hard is; Hij besnijdt dat onbesneden is. In den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
14. Zo is dan het geloof een gave Gods; niet omdat het aan den vrijen wil des mensen van God wordt aangeboden, maar omdat het den mens metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort; ook niet daarom, dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van den vrijen wil des mensen verwachten; maar omdat Hij, Die daar werkt het willen en het werken, ja alles werkt in allen, in den mens teweegbrengt beide, den wil om te geloven en het geloof zelf.