Het antwoord van Laodicea lijkt me zowel juist als afdoende, maar wellicht kan het toch nog aangevuld worden.
Omega schreef:1. Als mensen bidden tot heiligen, worden ze dan ook gehoord cq verhoord?
Gehoord zeker. Verhoord? Wat zegt de Heer zelf? "Wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, Hij zal het je geven. "
Wij bidden niet om verhoring door de heiligen. Wij vragen de heiligen voor ons te bidden, in naam van onze Heer Jezus Christus, tot God onze Vader. Zal dat gebed onverhoord blijven?
Of moeten we begrijpen dat we niet voor elkaar kunnen bidden? "bidt en smeekt in de Geest bij elke gelegenheid en op allerlei wijze. Houdt daartoe nachtwaken, waarbij ge met volharding God smeekt voor alle heiligen" (Ef. 6,18 ). Hoe je dit ook leest,
minimaal weten we met zekerheid dat het God welgevallig is dat de één bidt voor de ander.
2. Waar staat in de Bijbel dat we moeten/mogen bidden tot overleden personen?
Als Jezus Christus niet werkelijk is gestorven, wat is dan nog de betekenis van ons geloof? Geen enkel. En toch bidden we tot deze overleden mens.
Ja, maar dat is Jezus, dat is geen heilige. Mogelijk, hoewel ik denk dat geen mens méér heilige is dan Hij. Maar dan nog, getuigt de Schrift niet juist hiervan dat de heiligen en de martelaren God bidden om in te grijpen in de wereld? "Zij begonnen luid te roepen: ‘Hoe lang nog, heilige en waarachtige heerser, zult U het oordeel uitstellen en ons bloed niet wreken op de bewoners van de aarde?’ " (Apok. 6,10 )
Goed, dus de martelaren en de heiligen pleiten voor God, we mogen, ja worden opgeroepen te bidden in de naam van een overleden mens, maar dat is anders natuurlijk, want Jezus is niet alleen mens, maar ook God. De overledenen horen ons niet, zij zijn dood en in hun graf. Of toch niet? "Hij is geen God van doden maar van levenden, want voor Hem leven ze allemaal" (Luc. 20,38 )
Dus we weten dat we binnen de Kerk voor elkaar mogen bidden, dat God daartoe in zijn Woord zelfs oproept. We weten ook dat de Zegevierende Kerk leeft en pleit voor God. We weten ook dat voor God allen leven. Het is dan ook het geloof van de Kerk:
Totdat daarom de Heer komt in zijn heerlijkheid en vergezeld van al zijn engelen en totdat de dood vernietigd is en alles aan Hem is onderworpen, zijn sommigen van zijn leerlingen hier op aarde op pelgrimstocht, worden anderen, nadat zij gestorven zijn, gelouterd en weer anderen verheerlijkt en zien zij in volle klaarheid de drieëne God, zoals Hij is.
Maar allen echter leven wij, hoewel in verschillende gradaties en op verschillende wijze, in de gemeenschap van dezelfde liefde tot God en de naaste, en wij zingen hetzelfde loflied tot onze God. Immers, allen die van Christus zijn, vormen één kerk, omdat zij zijn Geest hebben, en zijn in Hem met elkaar verbonden.
Derhalve wordt de verbondenheid van hen die op weg zijn, met diegenen die in de vrede van Christus ontslapen zijn, geenszins onderbroken, integendeel: volgens het eeuwenoud geloof van de kerk wordt zij nog versterkt door de uitwisseling van geestelijke goederen.
4. Zo ja, waarom moeten zij zich dan nog bemoeien met onze ellende door onze gebeden aan te horen?
Je kan het ook omdraaien. Hoe zouden zij heilig zijn en
niet zich bekommeren om hun broeders en zusters, die met hen één Kerk vormen? Heilig zijn, en niet leven naar het gebod van de Heer? "Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader" (Mat 7,21). En wat is die wil? Jezus leert het toch zo duidelijk: "Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. " (Mat 22,37-39). Kan je je naasten liefhebben zoals je zelf bent liefgehad, en intussen je naaste de rug toekeren? Het verhaal van de barmhartige Samaritaan lijkt me duidelijk genoeg.
Overigens, die ellende, daar moet je nog mee oppassen. Oordeel niet te snel dat wat God ons schenkt ellende is. "de werken van de Heer zijn goed en Hij geeft op de juiste tijd alle dingen waaraan behoefte is. Men moet niet zeggen: ‘Dit is erger dan dat.’ Want op zijn tijd blijkt alles goed te zijn. " (Sirach 39,33-34)
5. Wat is de meerwaarde van hun voorspraak voor ons bij God, t.o.v. ons gebed tot God?
De getuigen die ons zijn voorgegaan in het wijk Gods, (Vgl. Heb. 12,1) in het bijzonder zij die de kerk als "heiligen" erkent, nemen deel aan de levende traditie van het gebed door hun voorbeeldig leven, door de overlevering van hun geschriften en door hun gebed in het heden. Zij aanschouwen God, zij prijzen Hem en dragen onophoudelijk zorg voor hen die ze op aarde hebben achtergelaten. Door binnen te gaan "in de vreugde" van hun meester, zijn zij "aangesteld over veel". (Vgl. Mt. 25,21) Hun voorspraak is de meest verheven vorm van hun dienstbaarheid binnen het heilsplan van God. Wij kunnen en moeten tot hen bidden, dat ze voor ons en voor de hele wereld een voorspraak zijn.
(KKK 2683)