Oude Testamentsiche waarheden kunnen niet verplaatst worden naar de Geestelijke aspecten van geloof (NT) omdat het Oude Testament is afgeschafd. Jeremia leefde 600 voor Christus.
Zoals jij het hier stelt heb je dus niet eens hoop op echte verlossing. Immers alles wat is uitgekomen in het N.T. ontleent zijn gezag enkel en alleen bij de gratie dat de Geest bij monde van de profeten gesproken, waardoor je weet waarom Jesjoea redding en verlossing brengt. Zonder de getuigenis van deze, zou niemand Hem hebben kunnen plaatsen. Als bijna een Marcioniet scheidt jij met deze opmerking de 2 verbonden en diskwalificeer je de uitspraken van G-ds Geest, ik zou als ik jou was nu wel heel erg gaan uitkijken! Bovendien, wat een inkonsekwentie dat jij dan toch nog jer. 31 aanhaalt. Wat een inkonsekwentie (nogmaals, gezien jou bovenstaande uitspraak), dat je meent de "oudtestamentische" sjabbath te moeten onderhouden. Werkelijk, je verbaast mij zeer.
Over het afgeschaft zijn van het "oude" Verbond; zelfs Hebreeen, waarvan wordt aangenomen dat het vrij laat is geschreven, geeft aan:
Wanneer Hij zo van een nieuw [verbond] spreekt, heeft Hij het eerste oud gemaakt, wat nu oudgemaakt is en verouderd, is nabij verdwijning.
Anderzijds "nabij verdwijning" is nog niet verdwenen. Want wat zegt Jesjoea zelf over de profetien uit de T'NaCh (het "O.T."):
Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie ze zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan van de Schriftgeleerden (Sof'riem) en van de Farizeen (P'roesjiem), dat u in het Koninkrijk van de hemelen geenszins zult ingaan (Matth.5:18-20)
ben je ook niet inhoudelijk ingegegaan. Hier wordt toch duidelijk gezegd dat geen onderdeel van de Torah voorbij zal gaan voordat hemel en aarde voorbij zijn gegaan. Nu beweer jij dat met het vervullen van Torah we er dus niet meer aan hoeven denken. Jesjoea wijst hier echter in een paar zinnen op de twee betekenissen van de Torah (de Wet); want wat zijn de contexten?:
"Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen." (Matth.5:17).
Maar let nu goed op het accent "wet of de profeten". Het gaat hier dus helemaal niet alleen om de regelementen opgetekend in de 5 boeken van Mosje, maar om de 5 Boeken van Mosje (Mozes) EN de Boeken der profeten! En als de Torah en profeten achter elkaar genoemd worden m.b.t. vervullen van die, dan gaat het over vervulling van de profetieen(!) die in die boeken zijn opgetekend en niet om het een volmaakt doen van inzettingen. In die context staat inderdaad ook: "Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied." Dus het "vervullen" gaat hierbij om het vervullen van profetien in de Torah - hier dan bedoeld de 5 boeken van Mosje, en de profeten. En ja, ook vervulde Hij inderdaad enige offerwetten naar de profeet Jesaja, namelijk het schuld- en zondoffer (Jes.53:10,12); dit zegt dus niets van andersoortige offers.
In Loekas wordt deze conclusie omtrent het vervullen door onze Heer, Jesjoea, van de wet of de profeten, bevestigd door Zijn woorden:
Dit zijn de woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog met u was, dat alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in de Wet van Mozes, en de Profeten, en Psalmen. (Luk.24:44)
Conclusie: de profetien blijven van kracht, hetzij doordat zij de vervulling bevestigen, hetzij daar er nog vervuld moeten worden.
Bovendien geeft God de Vader al een, voorzet aangaande de val van het uitverkoren volk in Jeremia 31: 36-37 aangaande het niet nakomen van de verorderingen.
biblebook,
Wil je de tekst in Jeremia 31:35-37 wel eens heel goed lezen; daar staat feitelijk gewoon dat zolang de ordeningen van hemel en aarde niet wijken, en zolang deze niet volkomen door de mens wetenschappelijk doorgrond zullen worden Israel zal blijven bestaan, ondanks alles wat zij gedaan hebben.
Romeinen 11 is overigens overduidelijk over het voortbestaan van Israel!
Sam
Sjim'oe d'var-HASJEM gojim! - Hoor het woord van de Eeuwige, gij volken! (Jer.31:10)