Laat mij je een wedervraag stellen, aan de hand van een voorbeeld. Stel je een man voor, die in grote financiële nood zit. Maar, gelukkig kun jij diegene helpen: je wijst hem een plek aan waar, slechts enkele centimeters onder het aardeoppervlak, een grote goudschat te vinden is. Als je jaren later dezelfde man tegenkomt, en hij is nog even arm als de vorige keer; betekend dat dan dat hij je gelooft heeft of niet?StillAwake schreef:In reformatorische kringen zijn heel veel mensen die zichzelf als niet bekeerd beschouwen omdat ze op een Goddelijke openbaring van hun bekering wachten.
Om deze mensen als ongelovigen neer te zetten gaat me te ver, hoewel ze dat zelf wél doen.
Om de lijn even door te trekken: óf hij neemt de beloften van het Evangelie niet serieus -en houd God daarmee voor een leugenaar-, of hij beseft zijn armoedige staat nog niet. Waarschijnlijk is het allebei. Dát is de staat van de gevallen mens. Overigens heb ik het nu niet over mensen die zichzelf niet als bekeerd (durven te[?]) beschouwen, maar over hen die niet bekeerd zijn omdat ze zeggen op een Goddelijke openbaring van hun bekering wachten.