elbert schreef: Omdat Paulus hier aanknoopt bij het apostolisch onderwijs, dat gestoeld is op wat het Oude Testament al over deze zaken zegt, hoeft hij dat niet verder uit te werken. Een onderscheid tussen verschillende vormen van homoseksuele praxis is dus niet nodig. Hij bevestigt wat in het OT ook al hierover werd gezegd (o.a. in Leviticus).
Yep, we lezen een hele lijst voorschriften in het OT, waarvan de ene niet probleemloos losgemaakt kan worden van de andere. Ook lezen we in het NT niets over welke type homoseksualiteit Paulus schrijft, dan alleen de heteroseksuelen die zich schuldig maken aan homoseksualiteit. Dit gaat merendeel vanuit de afgodendienst. Daarbij moeten we ons afvragen of álle hier genoemde voorschriften óók gelden voor de christenen van tegenwoordig. Ga d'r maar voor zitten, dan lopen we ze langs
- Lev. 17 en 19:5 behandelt het brengen van offers. Vandaag de dag brengt een christen geen offers meer, zoals beargumenteerd is in onder meer Hebreeën 10:1-18.
- Vervolgens stuiten we op eetvoorschriften. Lev. 17:10-14 verbiedt het eten van bloed, gevolgd door de classificaties van rein en onrein voedsel (20:25). Het jonge volk Israël was door vele landen getrokken, met voor de goden heilig gestelde dieren. Israël moest zich hiervan te distantiëren, ze moesten de unieke godsdienstige identiteit handhaven. De vroeg-christelijke kerk moest de balans opmaken: moeten wij ons aan deze geboden houden of niet? Zij stelde vast dat onze identiteit in Christus is en niet meer – zoals de Joodse identiteit – in uiterlijkheden (vgl. o.a. Matth.15:17-20; Hand.10; Rom.14:17; Kol.2:16-23; Tit. 1:14,15). Misschien wel helaas.
- In de derde plaats bestonden er duidelijke landbouwvoorschriften, zoals Lev. 19:9,10. Zie ook 19:23-25 en de kledingbepaling in 19:19. Geen dieren kruisen; geen zaden door elkaar zaaien; geen verschillende kledingmaterialen dragen… Duidelijke voorschriften, nietwaar? En toch wijkt de christenboer probleemloos af van deze wet, dragen slechts extremisten kledij die niet van gemengd materiaal is gemaakt.
- De fysieke reindheidswetten waren bijzonder streng. Geen gemeenschap met een menstruerende vrouw; priesters die niet bij een lijk mogen komen en personen met een lichamelijk gebrek (gehandicapten dus!) die geen offers mogen brengen (21:17-20).
Als we deze wetten als eeuwig geldend zouden beschouwen, zouden we in de wereld als toch wel erg wreed worden gezien. Wat dit niet is, omdat God deze wetten aan de Joden gaf vanuit Zijn Wijsheid. Ons optreden zou ook botsen met dat van Christus, de grote Hogepriester, die melaatsen en doden aanraakte, beter maakte, opwekte. Christus’ optreden lijkt zo in strijd met de hierboven bekeken voorschriften, terwijl Hij zei in Mattheüs 5:18 "Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied".
Was Hij tegenstrijdig? Nope, want zelfs de Talmoed leert ons dat in geval van nood de wetten overtreden dienen te worden. Zoals Jezus zei dat de Sabbath gemaakt is voor de mens en niet andersom. Marcus 2:27 "En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat". En: Mattheüs 12:8 "Want de Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat". Dus ook van alle 613 mitswot (wetten). (Maar als u oordeelt naar het uiterlijk, zondigt u en veroordeelt de wet u als overtreders).
Iemand die heel de wet in acht neemt maar op één punt struikelt, maakt zich schuldig aan overtreding van alle wetten. Jacobus 2:9,10. Wij zijn als Christen geen haar beter, laten we dit voor eens en altijd in onze hoogmoedige oren knopen!
En dáárom zullen mensen niet geoordeeld worden op hun geaardheid (van nature), maar of zij Jezus Christus als Verlosser erkennen!
Maar in welke mate gelden de wetten in Leviticus nog voor ons christenen? Dit Bijbelgedeelte, is net als nog enkele Bijbelse geschriften niet in de eerste plaats voor ons geschreven, maar aan een specifieke geloofsgroep: de Joden en de Israëlieten (samen het volk Israël). Binnen hun concrete leefwereld zijn concrete eisen gesteld over hoe hun gehoorzaamheid aan God gestalte moest krijgen. Wij zijn niet consequent wanneer we sommige voorschriften nog wel laten gelden, maar andere niet.
Nu dan terug naar Lev. 18:22 en 20:13. Als deze twee teksten over homoseksualiteit gaan, hoe kunnen we ze dan nog vandaag de dag gebruiken om homoseksualiteit af te wijzen? Een verdere vraag is: gaan deze teksten echt over de homoseksuele oriëntatie? Om dit te beantwoorden moet je vooral letten op het verband waarin deze uitspraken staan en op hun inhoud.
De context is de bescherming van het huwelijk en gezinsleven. Beide teksten worden omringd met verwijzingen naar:
• “trouw” (18:18,20; 20:14),
• “echtbreuk” (20:10) en
• “nazaad” (18:21).
Als we de teksten in dit verband laten staan, lezen we dat het getrouwde mannen verboden werd om homoseksuele verhoudingen te hebben, net zoals ook verboden werd om heteroseksuele verhoudingen naast het huwelijk te hebben. Zo zien we dat Leviticus 18:22 en 20:13 duidelijk niet over homoseksuele oriëntatie gaat, maar over heteroseksuele getrouwde mannen, die homoseksuele contacten (flirterijen) onderhouden. Dit is echtbreuk en echtbreuk is een zonde die door de hele bijbel heen wordt veroordeeld.
Hoe moet je deze bedreiging van het huwelijk door homoseksuele flirterij dan opvatten? Een kleine verklaring: het gebruik van de Kanaänitische godsdienst was dat er bij de tempels prostitutie werd bedreven. Dit lezen we ook in Deut. 23:17,18 (let wel: hoer en schandjongen onder de kinderen Israëls. Zie verder: 1 Kon 14:24, 15:12 en 22:47).
In de Kanaänitische vruchtbaarheidsgodsdienst waren er zowel mannelijke als vrouwelijke tempelprostituées, die het heidens geloof in seksuele omgang met die tempelprostituées als bijdrage aan een goede oogst en als deel van de offeraanbidding van de gelovige, staande hielden. Aangezien alleen mannen zulke aanbidders waren, betekent dit dat zij betrokken waren bij heteroseksuele én homoseksuele prostitutie. Voor de Israëlitische mannen, die ook graag een goede oogst wensten, was die Kanaänitische godsdienst verleidelijk. Ze stonden voor de verzoeking om naar zo’n Kanaänitische tempel te gaan voor seksueel verkeer met een mannelijke of vrouwelijke prostituée. Ze zouden daarmee niet alleen de God van Israël verzaken voor de goden van de Kanaänieten, maar ook zouden ze echtbreuk plegen.
Met dit
historisch feitelijk verband als extra context, zien we dat de twee teksten in Leviticus naar het type bedreiging van homoseksuele flirterijen verwijst en niet naar homoseksuele oriëntatie. Tekstinhoudelijk schrijft de Hebreeuwse grondtekst iets als “homoseksuele gemeenschap”. Homoseksuele gemeenschap duidt niet noodzakelijk op homoseksuele verhoudingen of homoseksuele oriëntatie. Een heteroseksueel kan immers óók betrokken raken bij homoseksuele daden?!
Ik realiseer me dat ik best wel diep aan het gaan ben, maar ik word ook best wel moe van de vele oppervlakkige argumenten... Dus vandaar!