Raido schreef:GKV en GerGem zijn qua leer echt heel close met elkaar, ik denk alleen dat de uitwerking van de leer anders is (haten van de wereld, definitie van de wereld, bijvertalingen, gezangen, psalmberijmingen).
Maar op een heel wezenlijk punt is er een groot verschil: verbondsvisie!
En dat is een leeronderwerp met enorm veel invloed. Die visie bepaalt je hele kijk op de gemeente en het geestelijke leven.
Even memoreren hoe het ook weer allemaal zat.
Ger. Gem.: Er zijn 2 verbonden, nl. het werkverbond en het genadeverbond. Je wordt in het werkverbond geboren, en als je bekeerd wordt, ga je over in het genadeverbond. (Overeenkomstig de Nadere Reformatie.)
Er is onderscheid tussen het erf en het wezen van het verbond.
De onbekeerde kinderen zijn op het erf van het verbond.
Het wezen van het verbond betreft alleen de uitverkorenen. (Zo heeft ds. G.H. Kersten dat uitgewerkt zijn
Gerformeerde Dogmatiek).
Zelfbeproeving houdt in: ben je ware gelovige of niet? Heb je de kenmerken van de ware gelovigen (droefheid over de zonde en verslagenheid van hart, hartelijke wil om naar Gods geboden te leven)? Zo ja, dan behoor je tot het wezen van het genadeverbond, en behoor je tot de uitverkorenen. (In de praktijk komt daar vaak nog bij: kun je bij jezelf een diepe weg aanwijzen van schuldontdekking, en een moment waarop God heel direct tegen jou zei dat de schuld vergeven is en dat Christus jouw zaligmaker is? Op een nogal mystieke manier.) De zelfbeproeving is dan beschouwelijk van aard, en gericht op de "stand van de ziel".
GKV: in de GKV hebben ze het in principe slechts over één verbond, wat je inderdaad nader zou kunnen aanduiden als het genadeverbond. Alle gemeenteleden delen even werkelijk in dat verbond. Het is te vergelijken met het al of niet iemands zoon/dochter zijn: dat ben je of ben je niet, er is geen tussentoestand of gradatie. Alleen maakt het wel verschil hoe je verbondskind bent. Je kunt ongelovig zijn, en dan ben je een ongehoorzaam verbondskind, ongehoorzaam aan Gods verbond en aan de eis tot geloof en bekering. Als je gelovig bent, ben je gehoorzaam aan Gods verbond en de eis tot geloof en bekering.
Zelfbeproeving houdt in: leef je als verbondskind gehoorzaam aan Gods verbond? Dat houdt niet in: zondeloos leven. Maar: leven in geloof en bekering. (Ook hier die drie punten van zelfbeproeving (ellende-verlossing-dankbaarheid): droefheid over de zonde en het haten daarvan, geloof je dat je zonden vergeven zijn door Christus?, het hartelijke voornemen om naar Gods geboden te leven). De zelfbeproeving is dan meer op de levenspraktijk gericht.
De verbondsleer van de Ger. Gem. is in feite een verlengde van hoe dat tijdens de Nadere Reformatie ontstond. Vooral Voetius heeft daarin een belangrijke rol gespeeld, met zijn denken over de uitverkiezing.
Typisch voor de Ger. Gem. - niet alleen, maar o.a. - is ook dat je een soort van kerk binnen de kerk krijgt. Dan gaat het over de kerk en de Kerk, de uitwendige zichtbare kerk en de onzichtbare kerk. De uitwendige zichtbare kerk is de kerk zoals we die zien, met 'schapen en bokken'. De onzichtbare Kerk is echter de kring van de uitverkorenen. Alleen voor hen is het avondmaal.
Die verbondsleer van ds. G.H. Kersten heeft de Ger. Gem. in Ned. ook. Alleen redeneert die radicaler vanuit de uitverkiezing, vooral door toedoen van dr. C. Steenblok. (Dr. C. Steenblok hanteerde een stricte logica, die duidelijk losgegroeid was van de Bijbel: het aanbod van genade in de prediking is alleen voor de uitverkorenen. Voor niet-uitverkorenen valt er eigenlijk niets te zeggen, ook al komen zij trouw naar de kerk en zo. Zij vormen slechts brandhout voor de hel, zo heb ik eens gelezen dat dat in die kringen wel zo werd aangeduid.)
Aan de GKV is dit vreemd, dat geredeneer over de kerk en de Kerk. J. Kamphuis noemde de wijze van hanteren van de leer van de uitverkiezing zoals dr. C. Steenblok dat deed, de dood van de gemeente! Hij sprak van reden tot dankbaarheid dat de Ger. Gem. in 1953 een grens heeft getrokken door die visie af te wijzen.
In de visie van de GKV heb je gewoon de zichtbare, concrete kerk, en dat is de kerk. Ieder kerklid is verbondskind, en deelt dus in de verantwoordelijkheden van het verbond dat God eenzijdig gesloten heeft. Voor ieder geldt de oproep tot geloof en bekering. Wie ongelovig is binnen de kerk, is niet minder verbondskind, maar zal delen in de vloek van het verbond als hij zich niet bekeert.
Als ik dit zo op een rijtje zet, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de gereformeerd-vrijgemaakte verbondsvisie een gemeente met een sterkere samenhang tot gevolg heeft.
De Bijbel eens aan het woord laten over Gods verbond is natuurlijk ook niet oninteressant. Doe ik alleen niet hier, want dan gaat het wel erg lang worden.