Maar jij vindt RD-journalisten dus vergelijkbaar met die van de Telegraaf? Hm, interessant om dat te horen uit de mond van een RD-insider.
Je zou een uitstekende Telegraafverslaggever kunnen zijn.

Moderator: Moderafo's
Maar jij vindt RD-journalisten dus vergelijkbaar met die van de Telegraaf? Hm, interessant om dat te horen uit de mond van een RD-insider.
Omega schreef:Maar jij vindt RD-journalisten dus vergelijkbaar met die van de Telegraaf? Hm, interessant om dat te horen uit de mond van een RD-insider.
Je zou een uitstekende Telegraafverslaggever kunnen zijn.Je legt me woorden in de mond die ik niet gezegd of geschreven heb. Mijn opmerking over de huiver bij de synode, staat in relatie tot de fantasie van "sommige journalisten" (en het dus niet toelaten van andere pers dan het RD). Overigens zitten ook RD-journalisten er wel eens naast. Lees de rubriek 't Was Anders maar eens.
Toch is het 'uit de tent lokken' van een geinterviewde door zijn uitspraken kort door de bocht te interpreteren een gerespecteerde intervieuwmethode, zolang de persoon in kwestie maar direct de gelegenheid krijgt om dat het geschetste beeld te ontkrachten of nuanceren.
Optimatus schreef:Het is toch hopelijk wel mogelijk in de GerGem te discussiëren over theologische themata?
Optimatus schreef:Het is toch hopelijk wel mogelijk in de GerGem te discussiëren over theologische themata?
Geref. Gemeenten en kritiek - een verklaring
15 januari 2005
Het omgaan met kritiek in de Gereformeerde Gemeenten wordt gestempeld door de wil hun eigen identiteit vast te houden en door hun andere wijze van theologie bedrijven. In het Het Katern van 14 januari geeft Jan Zwemer een schets van de manier waarop de leiders van de Gereformeerde Gemeenten met kritiek omgaan.
door Wouter Pansier
De volgende dag lezen we op de opiniepagina een weerlegging van de hand van ds. W. Visscher, en in het hoofdredactioneel commentaar wordt erop gewezen dat deze vorm van bejegening wel meer en niet alleen bij Gereformeerde Gemeenten voorkomt. Wat is hier aan de hand?
Voor een goed begrip is wat kennis van de geschiedenis van Gereformeerde Gemeenten onontbeerlijk, en vooral een poging het eigene van dit kerkgenootschap te formuleren. In het profileren van het nog jonge kerkverband (vooral ten opzichte van de christelijke gereformeerden) heeft ds. G.H. Kersten als typerend voor de Gereformeerde Gemeenten aangegeven dat de kring van het verbond identiek is aan de kring van de uitverkorenen. Dat heeft verstrekkende consequenties, vooral voor de doop. Immers, de gedoopte wordt niet beschouwd als verbondskind, maar als iemand die geboren wordt op het erf van het verbond. Of het ook tot het verbond behoort, is afwachten, dat weet je niet.
Het tweede typisch eigene van de Gereformeerde Gemeenten is de idee dat je wedergeboren kunt zijn en het geloof dus 'bezit', zonder dat je daar zelf weet van hebt. Er kan dus een tijd zitten tussen wedergeboorte en de verzekerdheid van het geloof. Dit is geen vinding van ds. A. Moerkerken, maar van Alexander Comrie. Verder valt nog te noemen dat de groei van geloof (of anders gezegd, de 'standen') een route volgt die te traceren valt met de christelijke feestdagen. De gelovige beleeft zijn Kerst, Goede Vrijdag, Pasen en wellicht Pinksteren. Zo de Borg, zo de kerk.
Kritiek
Geregeld wordt op een en ander kritiek op geoefend. Soms door eigen dominees (indirect vaak), meestal door gemeenteleden. Voorbeelden zijn Blaauwendraad en Van der Zwaag. Zij toetsen het bijbelse gehalte en gaan na of het beroep op de oude schrijvers klopt. Vooral Van der Zwaag gaat met wetenschappelijke precisie te werk. Zwemer schrijft terecht: critici krijgen nul op rekest en worden niet echt serieus genomen. De boeken worden wel gerecenseerd. Maar dat gaat in de trant van: a) het wijkt af van wat de Gereformeerde Gemeenten leren en b) we zullen nog eens uiteenzetten wat we als Gereformeerde Gemeenten leren. Nergens wordt gesteld dat de critici tegen Schrift of belijdenis ingaan. De discussie wordt niet echt aangegaan. Zoals het hoofdredactioneel commentaar aangeeft, treft veel critici dit lot. Denk aan de behandeling van ds. Hendrik de Cock in de Ned. Hervormde Kerk, aan de wijze waarop dr. J.G. Woelderink in de Gereformeerde Bond is aangepakt en aan de 'dialoog' tussen K. Schilder en de gereformeerde synode in de jaren veertig. Hoe komt dit?
Gezelschappen
Met ds. Visscher mogen we ervan uitgaan dat de Gereformeerde Gemeenten van harte kerk willen zijn op basis van de Bijbel en de belijdenisgeschriften. Toch weten ze critici niet van 'repliek' te dienen. De oorzaak ligt - naast een paar sociaal-culturele zaken die Zwemer noemt - in het ontbreken van een theologische traditie binnen Gereformeerde Gemeenten. Te wijzen is op:
- de Gereformeerde Gemeenten zijn ontstaan vanuit geestelijk gedachtegoed van de aloude gezelschappen. Deze waren doorgaans wars van degelijke exegese.
- In dit licht is ook de moeite te verstaan die ds. Kersten ondervond bij de oprichting van een predikantenopleiding. Lang niet iedereen vond dit nodig; dat leverde maar dode letterknechten op.
- De publicaties zijn beknopt en eenvoudig. Voorbeelden: de dogmatiek van ds. Kersten is helder en overzichtelijk, maar aanmerkelijk korter dan die van Van Genderen en Velema, die al beknopt heet. De onderbouwing van een cruciaal (want kerkscheidend) leerstuk, zoals het samenvallen van verbond en uitverkiezing, wordt in een boekje van nog geen 100 pagina's afgedaan (Genadeleven en genadeverbond). De publicatie Bethel en Pniël, die schriftuurlijke onderbouwing moet geven van de sluimertijd tussen wedergeboorte en geloofszekerheid, is een klein boekje met grote letter van 72 bladzijden. Na de perikelen rond Blaauwendraad is van synodewege alles nog eens op een rij gezet in Louter Genade: ook weer een werkje van zo'n 75 bladzijden. Tegenover dit staan boeken als van Van der Zwaag en ds. C. Harinck. Wie ze leest in vergelijking met het hiervoor genoemde, ontdekt dat dit een geheel andere soort theologie bedrijven is. Andere golflengte.
Daarom is niet te verwachten dat over de centrale leerstukken van de Gereformeerde Gemeenten een open discussie mogelijk is. De twee redenen zijn simpel: a) het zet de eigen identiteit op het spel en b) er is geen traditie op wetenschappelijke wijze theologie te bedrijven.
Reageren
Vraag is dan: hoe moeten we als christenen, niet behorend tot de Gereformeerde Gemeenten, daar tegenover staan? Zwemer vraagt een bidstond. Nu kan het nooit kwaad voor mensen te bidden.J. Douma heeft een pleidooi gevoerd voor een gereformeerde federatie, waarbij hij nadrukkelijk ook aan de Gereformeerde Gemeenten denkt. Grond voor zijn pleidooi is dat de Gereformeerde Gemeenten van harte op dezelfde belijdenis staan als de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
Met ds. Visscher moeten we ook bedenken dat geen enkele kerk volmaakt is. De Geest doet zijn bekeringswerk op wijzen en plaatsen die we niet kunnen narekenen. Van de eigen, vrijgemaakte geschiedenis menen we nu ook wat zwakke momenten te kunnen aanwijzen: de veronderstelde wedergeboorte, de ware kerk- annex doorgaande-reformatiegedachte. Toch zullen we niet beweren dat het in die tijden onmogelijk was geworden voor de Geest mensen te bekeren. Deze gedachte lijkt me door te trekken naar de Gereformeerde Gemeenten.
Douma schrijft in het door ds. Visscher aangehaalde boekje dat hem de ernst bij Gereformeerde Gemeenten telkens trof. Diezelfde ernst vinden we terug in het artikel van ds. Visscher in de krant van zaterdag. Die ernst lezen we ook bij dr. A.N. Hendriks waar hij in De Reformatie waarschuwt tegen afnemend schuldbesef (8 januari). Douma zegt ook dat ons meer bindt dan verdeelt.
Resumerend: de trekjes die Zwemer beschrijft, zijn zeker wel aan te wijzen. Met hun critici zullen de leiders van Gereformeerde Gemeenten nooit echt in discussie gaan, hoe terecht en onderbouwd die kritiek ook is. En de onderscheidende Gereformeerde-Gemeentenkenmerken zullen ze niet gemakkelijk opgeven, hoe klemmend ook aangetoond kan worden dat het bijbelse fundament ontbreekt. Maar laten we er niet te zwaar over vallen. Dat doet het gros van de leden van Gereformeerde Gemeenten ook niet.
De grootste criticus op Gereformeerde Gemeenten, J.A. van Ruler, heeft eens gezegd dat sommige authentiek gereformeerde elementen waarschijnlijk het best bewaard zijn gebleven in de Gereformeerde Gemeenten (artikel in Wapenveld, 1971). Na enkele decennia van wat eenzijdig rationeel theologiseren zijn vrijgemaakt-gereformeerden nu weer op zoek naar vulling van de belevingskant en worden op grote schaal evangelische trekken geïmporteerd. Het kan geen kwaad te kijken of de eigen gereformeerde traditie in de loop der eeuwen ook niet op te delven valt. Met oog voor de klippen, maar die zijn overal.
Drs. W. Pansier woont in Ermelo.
©Nederlands Dagblad
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 13 gasten