hubert schreef:Gravo
Wat kan jij het mooi verwoorden! Jammer dat het in de meeste refokerken nog steeds vaak om dit soort dingen gaat. Kijk maar naar de vragenrubriek. Volgens mij is het alleen maar om de aandacht af te leiden van de eigen tekortkomingen.
hubert,
Fijn dat je m'n bijdrage waardeert. Je hebt me opmerkzaam gemaakt op de vragenrubriek. En inderdaad, daar tref je heel wat getob aan over dingen die voor mij ook niet de hoogste prioriteit hebben.
Toch, als je dit samen neemt met de grondvraag die telkens op het forum aan de orde komt, dringt zich een duidelijk beeld op van wat veel reformatorische mensen / jongeren bezighoudt. Ik denk dan aan die ene grondvraag die alle andere vragen in de schaduw stelt of waar alle andere tobberijen een afgeleide van zijn:
"behoor ik nu echt tot degenen die zalig zijn (of zullen worden) of niet?"Veel topics gaan daarover. Soms in de vorm van vragen over hoe men tot het geloof komt, welke ervaringen er voor nodig zijn of welke kenmerken zekerheid kunnen geven op dit punt, soms door eindeloze variaties op het grote en oude reformatorische thema: kan ik zelf nog iets doen aan het allesbeslissende punt van het ware geloof of niet?
Kan ik zelf geloven of moet het me gegeven worden? Is mijn gebed echt of niet? Komt de wedergeboorte vóór of tijdens de bekering? Mag een predikant mensen tot een keuze dwingen of niet? Wordt het Evangelie aan iedereen verkondigd en aangeboden of slechts aan de uitverkorenen? Allemaal variaties op één thema.
Die ene grondvraag die hierin steeds aan de orde komt moet wel serieus genomen worden, vind ik. In de kern van de zaak gaat het hier wel om een diepe en belangrijke christelijke waarde: leven wij, worden wij zalig en zijn wij kinderen van God uit genade of zijn we dat sowieso al, omdat we mens zijn? Ik blijf bij de reformatorische belijdenis, dat wij leven van genade. God schenkt het ons. Ik vind dat zelf een hele blijde boodschap, omdat daarmee ook de zekerheid gegeven wordt. Gelukkig is mijn zaligheid, mijn kindschap niet afhankelijk van mijn verstand of gevoel. Nee de garantie wordt op het hoogste niveau gegeven: God zelf staat garant. Het is Zijn barmhartigheid (die geen einde kent!) waarin mijn eeuwige en zalige leven vastligt.
De tobberij begint, wanneer er naast deze belijdenis van het
sola gratia, alleen genade, nog een tweede vast gegeven dreigt te worden geleerd. Deze tweede, maar helaas al te menselijke overtuiging (die voor sommigen de status van een echte belijdenis krijgt) is deze: er zullen maar zeer weinig mensen zalig worden.
Deze opvatting is de allesbeheersende gedachte, die zoveel reformatorische mensen in hun greep houdt en waaruit alle bange vragen opstijgen. Zeker, het is een blijde boodschap, een boodschap van genade, maar...is dat wel voor mij weggelegd? Daar gaat het over.
In feite wordt er een percentage gezaligden gesuggereerd. Daarmee vervalt men in de fout die de discipelen ook maakten door aan Jezus te vragen: "Heere, zijn er ook weinigen die zalig worden?" (Luk. 13:23).
Voor sommige bevindelijk gereformeerden is dit percentage (een soort gevoelsaantal beter gezegd) zeer, zeer laag. Alleen de dominee, een enkele ouderling worden geacht die genade te hebben ontvangen.
Vanuit deze menselijke belijdenis wordt het vervolgens begrijpelijk hoezeer men is gaan leven met de bijna vanzelfsprekende zekerheid dat men niet tot de gezaligden behoort / zal behoren. De boodschap is geen blijde boodschap meer, omdat ie maar voor zo weinig mens blij is. Een grote oceaanstomer dreigt te zinken. Duizenden mensen aan boord. Maar gelukkig, er zijn reddingsboten. Een blijde boodschap. Nee, er blijkt maar één kleine sloep aan boord te zijn, slechts genoeg voor een handvol mensen. Dan slaat de somberheid toe, de paniek zelfs. Iedereen dreigt te gronde te gaan.
Kortom, in de belijdenis van met name het bevindelijk gereformeerd protestantisme is een aanname geslopen, die de Evangelieverkondiging verlamt, de mensen een bijna vanzelfsprekende verlorenheid verzekert en een constante angst teweeg brengt om niet tot het klein getal der uitverkorenen te behoren.
Let wel, het gaat hier in de beleving van de mensen echt om alles of niets. Kerkgang, bidden, Bijbellezen, een verantwoord levenspatroon, zich onthouden van wereldse geneugten en verlokkingen, ze zijn nodig en aanbevolen, maar ze geven geen enkele garantie voor de beslissende zaak (één ding is nodig):
to be or not to be.
Vervolgens ontstaat de neiging om dit vaste gegeven dat de meeste mensen verloren gaan en slechts een handvol mensen gered wordt ook zichtbaar te krijgen in de werkelijkheid van kerk en maatschappij. Men wil kunnen zeggen: "zie je wel, deze belijdenis klopt". En dus wordt het ware geloof omhangen met allerlei kenmerken van eigen makelij om er maar voor te zorgen dat er inderdaad nog maar heel weinig mensen in aanmerking komen. Het wordt kloppend gemaakt:
Nee, die andere christenen zijn geen ware christenen. Nee, die jongen denkt alleen maar dat ie gelooft terwijl hij zijn zonde nog niet goed genoeg heeft ingeleefd. Nee, dat is alleen maar juichend christendom. Nee, denk nu niet dat het zo gemakkelijk gaat. Nee, dat is nog niet de bijzondere genade, dat is alleen nog maar de algemene genade. Nee, je zult eerst nog dit of dat moeten ervaren.
De eindconclusie is steeds, dat elk spoortje van geloof weer wordt weggepraat of weggedacht, omdat het zelf gesuggereerde percentage anders niet meer klopt. "Al die kerken, waar ze maar zo makkelijk geloven!". "Zie je wel, hoe weinig echt geloof er is?". "Er is zo weinig doorbrekend werk meer deze tijd". En iedereen knikt: er wordt weer eens bevestigd, wat men zelf heeft bedacht: 't zullen er maar een paar zijn. Het kan zelfs zover komen, dat men verontwaardigd reageert als er teveel mensen tot geloof dreigen te komen: dat kan niet kloppen...allemaal vals geloof dus.
Al met al denk ik dat de blijde boodschap, het heerlijk Evangelie dat gepredikt mag en moet worden aan alle creaturen beslist een blijde boodschap is. Dat het een boodschap is van louter genade. Maar ik denk niet dat die boodschap vervuilt mag worden met de suggestie dat ie maar voor zeer, zeer weinig mensen werkzaam zal blijken te zijn. Daarmee worden de hoorders van het Evangelie weer op zichzelf teruggeworpen en in feite aan hun lot overgelaten.
Daarmee wordt de waarde van Jezus' werk verkeerd en te laag ingeschat, de kracht van het Woord van God niet onderkent en de belofte van de vrucht op de Evangelieverkondiging wereldwijd miskend. Ik vind dat een kwalijke zaak. Temeer omdat daarmee ook aangenomen wordt dat het overgrote merendeel van de mensheid geen genade in Gods ogen zal hebben en voor eeuwig verloren zal gaan.
Die verschrikkelijke gedachte ligt denk ik aan de wortel van al die angstige vragen over geloof, die ik toch bij veel reformatorische jongeren tegenkom. Zij beseffen namelijk dat hun eigen lot, wanneer ze hoogst waarschijnlijk geen genade ontvangen net zo vreselijk en angstaanjagend is als willekeurig welke ongelovige op deze wereld. Zijn voelen zich, ondanks hun vrome kerkelijke leventje in feite zonder God en zonder hoop in de wereld.
Ik heb geen zin om nu een preek te houden. Dat iemand zich nu subiet tot God moet bekeren en één, twee, drie moet geloven. Zo werkt het niet.
Het enige dat ik mee wil geven is dat God niet tegenvalt. Teleurstellingen genoeg in de kerk en in de wereld. Maar God valt niet tegen. Hij niet!
Barmhartig en groot van goedertierenheid. Kijk, dat is het!
gravo