JeeWee schreef:Maar wie ben ik om te roepen dat anderen die die vrijheid van Godswege wél ervaren om een relatie met een gelovige partner aan te gaan dan geen wedergeboren christen kan zijn. Het recht om dat te zeggen héb je niet. Dat heeft alleen God zelf.
Ik vind dit toch een zorgelijke houding. Volgens mij draag je in de Kerk een zekere verantwoordelijkheid voor elkaar, we kunnen niet zomaar toelaten dat mensen die een broeder of zuster genoemd worden, openlijk, zonder enig berouw, handelen op een manier, die in strijd is met de Bijbel. Niet omdat wij het zelf nu allemaal zo goed doen, maar met oog op de bekering van de betreffende broeder/zuster en de zuiverheid van de Kerk. Ik weet wel, dat kerkelijke tucht, onder invloed van onze cultuur, waar moreel relativisme heerst, niet bepaald aan populariteit gewonnen heeft de afgelopen jaren, maar dat is nu juist wat me zorgen baart. De houding: 'iedereen moet het zelf maar uitzoeken, wat hij allemaal ervaart van Godswege, wie ben ik om daar iets over te zeggen?' Dit is, voor zover ik kan zien, een houding die lijnrecht tegenover de Bijbel staat, maar die voortkomt uit het moreel relativisme in onze cultuur, wat de Kerk is binnengeslopen. Meerdere keren wordt ons in de Bijbel geboden om, in liefde, met oog op bekering van de betreffende persoon, omwille van de zuiverheid van de Kerk, dwalende broeders en zusters te vermanen, en in het alleruiterste geval, wanneer ze hardnekkig, zonder berouw, volharden in hun zonde, af te snijden van de Kerk. Onder andere in een passage in 1 Korinthiërs 5 en 6, waarvan ik al eerder in dit topic een deel heb aangehaald. Niets voor niets stelt de NGB dan ook, in artikel 29: "De merktekenen, om de ware Kerk te kennen, zijn deze: (...), zo de kerkelijke tucht gebruikt wordt, om de zonden te straffen." Het klinkt misschien heel eerbiedig om te zeggen: "dit recht hebben we helemaal niet, dat heeft alleen God." Maar tegelijkertijd gebiedt God ons in Zijn Woord weldegelijk dit te doen.
In het verlengde van deze Bijbelse ordinatie, zullen we ook de vraag moeten stellen, of homoseksuelen, die er voor kiezen om een relatie aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht, oprecht Christen kunnen zijn of niet. De norm om dat te bepalen mag niet zijn wat zij allemaal wel en niet van Godswege ervaren. Hoewel dat natuurlijk een essentieel deel van het Christelijk geloof is, is het toch niet betrouwbaar genoeg, onze ervaringen, dat wij aan de hand daarvan onze oordelen zouden kunnen vellen. (Immers, Jesaja leert ons: Het hart is arglistig boven alles.) We moeten Gods Woord als norm blijven hanteren, lijnrecht tegen de moreel relativistische tendens in onze cultuur in, als wij ons, als Kerk, verbonden willen weten met de algemene Christelijke Kerk, van alle eeuwen en plaatsen, die immers altijd die tucht, op basis van de richtlijnen in Gods Woord, gehanteerd heeft!