Klaas schreef:God vergeeft je je zonden niet omdat jij gelooft. Hij vergeeft zonden omdat Jezus voor die zonden gestorven is. Als dat niet het geval was kon je geloven tot je een ons woog, maar dat zou je niet helpen. Denk aan het voorbeeld wat ik gaf over iemand die je een miljoen wil geven. Als zo'n persoon er niet is kun je je handen wel ophouden, maar miljonair wordt je niet.
Door het geloof wordt Jezus' werk ook jou toegerekend. Zonder geloof geen toerekening. Dat is waar, maar geloof en Jezus offer zijn van een geheel andere orde. Een ander voorbeeldje. Mijn kinderen verdienen mijn liefde op grond van het feit dat ze mijn kinderen zijn. Ze kunnen zich echter zich zodanig gedragen dat ze zich van mijn liefde onttrekken. Andersom kunnen ze er ook voor kiezen zich zo te gedragen dat ze mijn liefde wel ervaren. Is het feit dat ik ze lief heb dan afhankelijk van hun gedrag? Absoluut niet. Het feit dat ze mijn kinderen zijn is daarvoor de enige grond. Hungedrag is echter wel een 'middel' om die liefde te kunnen ervaren.
Okay, ik ben het met je eens dat je zegt zonder Christus was het geloof niet nodig. Want dan was Christus weg. Maar omdat je gelooft in Christus, blijft Christus dus het grond van ons behoud. Maar om het geloof zomaar als 'middel' af te doen, vind ik te ver gaan.
Habakuk 2:
4 Ziet, zijn ziel verheft zich, zij is niet recht in hem; maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven.
In hebreën 11, gaat het helemaal over door het geloof heeft...
“Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, waarmee gij al de vurige pijlen van de boze zult kunnen uitblussen” (Ef. 6 : 16).
mattheüs 9:
1 En in het schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad. En ziet, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed liggende.
2 En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.
handelingen 6:
5 En dit woord behaagde aan al de menigte; en zij verkoren Stefanus, een man vol des geloofs en des Heiligen Geestes, en Filippus, en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, en Nicolaus, een Jodengenoot van Antiochië;
6 Welken zij voor de apostelen stelden; en dezen, als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.
7 En het woord Gods wies, en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer; en een grote schare der priesteren werd den gelove gehoorzaam.
8 En Stefanus, vol van geloof en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.
mattheüs 9:
20 (En ziet, een vrouw die twaalf jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren, raakte den zoom Zijns kleeds aan;
21 Want zij zeide in zichzelven: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden.
22 En Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af.)
mattheus 15:
26 Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.
27 En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.
28 Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.
En als laatste wil ik een paar versen uit romeinen 3 neerzetten
22 Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
23 Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods;
24 En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is;
25 Welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods;
26 Tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd; opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is.
27 Waar is dan de roem? Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar door de wet des geloofs.
28 Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaardigd wordt, zonder de werken der wet.
29 Is God een God der Joden alleen? en is Hij het niet ook der heidenen? Ja, ook der heidenen;
30 Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof.
31 Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.