Klaas schreef:Elbert:
De vergelijking met de vrouw aan het Avondmaal gaat in zoverre op, omdat er geen of nauwelijks Bijbelse gegevens aanwezig zijn die het deelnemen van vrouwen aan het Avondmaal rechtvaardigen (hetzelfde geldt voor de kinderdoop).
Dat is slechts 1 kant van het verhaal. Ten aanzien van het Avondmaal zijn er ook geen teksten aan te wijzen die stellen of suggereren dat de vrouw niet aan zou mogen gaan. Voor wat betreft de doop ligt dat anders. De doop wordt in de bijbel telkens verbonden aan het daadwerkelijk deelhebben aan Christus, aan geloof en bekering. Dat suggereert op z'n minst dat de doop niet voor kinderen is. In zo'n situatie lijkt het me een terechte zaak dat de bewijslast bij diegene gelegd wordt die wat anders stelt.
Een paar opmerkingen hierbij:
- de doop wijst naar wedergeboorte (daar wijst de onderdompeling als teken naar, Tit. 3:5) en vraagt daarom om (of veronderstelt) geloof en bekering. Geloof en bekering zijn vruchten van de wedergeboorte. Dit onderscheid is belangrijk, omdat je het daadwerkelijk deelhebben aan Christus verbindt aan geloof en bekering. Volgens mij zit het nog iets dieper.
- Wedergeboorte is onzichtbaar, de vruchten van wedergeboorte zijn tot op zekere hoogte zichtbaar (belijdenis en levenswandel).
- Daar waar de vruchten zichtbaar kunnen zijn, dienen we ernaar te vragen (volwassenen) voor we overgaan tot de doop. Bij kinderen van de volwassen gelovigen dienen we ervan uit te gaan, zonder overigens in automatisme aangaande hun zieleheil te treden (we moeten dus op een later tijdstip wel degelijk naar de vruchten van de wedergeboorte vragen). Dus kinderdoop en het doen van belijdenis van het geloof horen uitdrukkelijk bij elkaar, net zoals bij de volwassendoop, alleen de volgorde is anders.
- De waterdoop is geen bewijs van een daadwerkelijk deelhebben aan Christus, noch een bevestiging daarvan (Hand. 8:20-24). Die bevestiging kan alleen in het geloof verkregen worden. (Kol. 2:11-12, waar het gaat om de besnijdenis van het hart en het begraven zijn in de doop en dus niet om het uiterlijke teken zelf). De doop is een middel dat dient tot versterking van het geloof, en functioneert niet als een bewijs van echtheid van het geloof, maar als een bewijs van echtheid van de beloften van het Evangelie die we ons in het geloof toeeigenen.
- De verbinding van de doop aan het daadwerkelijk deelhebben aan Christus, zoals je die noemt, is er dus wel, maar is niet een direkte verbinding (in de zin van: je moet eerst verzekerd zijn uit de vruchten van de wedergeboorte voordat je je mag laten dopen), maar indirekt, via de gerechtigheid in Christus waar de doop naar wijst.
- Het bij voorbaat uitsluiten van kinderen of zuigelingen van de doop omdat ze geen vruchten van wedergeboorte vertonen, veronderstelt dat kinderen daarom niet wedergeboren kunnen zijn. Met die visie ben ik het faliekant mee oneens. Kinderen kunnen wedergeboren zijn, ook al zie je dat als volwassene niet. Ze kunnen daarom ook daadwerkelijk deel hebben aan Christus.
Klaas schreef: Die afweging moet ook zeker gemaakt worden, met dien verstande dat je je wel af moet vragen wat daarbij het vertrekpunt is. Begin je blanco en kijk je daarna wat er overeenkomt, of ga je uit van de bestaande (O.T.) situatie en bekijk je wat de verschillen zijn?
Het probleem is dat er in het OT bijzonder weinig te lezen is over de doop. Bovenstaande uitgangspunt komt voort uit de gedachte dat doop en besnijdenis een sterke verwantschap hebben. Als dat idd zo is dan is dit een zinnig uitgangspunt maar OF het zo is moet eerst maar eens aangetoond worden. Je kunt moeilijk zeggen dat vanuit de bestaande (OT) situatie doop en besnijdenis sterk met elkara verbonden zijn.
Het uitgangspunt voor de apostelen was het Oude Testament, het onderwijs van Jezus, plus de opdracht van Jezus om alle volkeren te onderwijzen, hen dopende in de Naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes (Matth. 28:18 ). Voor een goed verstaan van de doop zullen we eerst als het ware door het Oude Testament heen moeten kruipen voor we een definitief oordeel vellen over wie we wel en niet kunnen dopen. Wat volgens mij niet kan, is om het Nieuwe Testament als uitgangspunt te nemen en daar je hele theologie op baseren, min of meer los van het Oude Testament. Dat is volgens mij de (heils)geschiedenis achterstevoren benaderen. Wat je dan vervolgens kwijtraakt, is de rijkdom van het Oude Testament. Stel dat de apostelen bij hun verdediging van het Evangelie gezegd zouden hebben tegen de mensen: “jullie moeten je aan onze woorden houden, want die zijn zonder meer waar” en dat ze niet de link zouden leggen naar het Oude Testament? Dan zouden ze terecht als joodse ketters zijn vervolgd. Maar integendeel, het Nieuwe Testament staat vol met aanhalingen uit het Oude Testament om aan te tonen dat wat verkondigd werd geen verzinsel van mensen was, maar vervulling van profetie. Daarom dient ons uitgangspunt het Oude Testament te zijn en hebben we het Nieuwe Testament om daarbij de uitleg en verdieping te kunnen zien.
Nu is de link van besnijdenis naar doop geen direkte link in de zin dat er een 1 op 1 relatie is. Er zijn verschillen en er zijn overeenkomsten. Een aantal verschillen hebben we al behandeld, evenals de overeenkomsten. Laten we het eerst over de betekenis van de besnijdenis hebben:
• Abraham ontving als eerste de besnijdenis als teken van de gerechtigheid van het geloof. Het was voor hem een teken dat zijn zonde vergeven was en hij bij het volk van God behoorde (Rom. 4:11).
• Het feit dat ook zijn huis besneden moest worden en verder al zijn nakomelingen laat zien dat de Heere buitengewoon genadig was door ook zijn zaad, voordat er nog maar iets goeds of kwaads uit voort was gekomen, als behorend tot Hem aan te rekenen.
• Als de voorhuid weggenomen werd, betekende dit het wegsnijden van het oude zondige uit het leven.
• Het was een symbool van de besnijdenis van het hart. Dat is de zaak waar het om ging, de besnijdenis van de voorhuid was daar het teken van (Deut. 10:16). Er moest een verandering van hart ondergaan worden.
• De voorhuid van het hart moest weggenomen worden (Jer. 4:4).
• Dat betekent dus dat besnijdenis “an sich” geen garantie voor de vergeving van zonden was. Geen automatisme, zie ook Jer. 9:26. Het was de ‘Initiëringsrite” van het Oude Verbond”.
• Besnijdenis betekent de besnijdenis van het hart door de Heilige Geest, Die het nieuw maakt (Rom. 2:29).
Je zult het met me eens zijn dat de meeste punten (voor jou uitgezonderd het gedeelte over kinderen) ook van toepassing zijn op de betekenis van de doop. Nu zijn er ook verschillen met de doop en die zijn als volgt samen te vatten:
• Paulus verbindt het laten besnijden met het houden van de ceremoniele wet. Besnijdenis hoort dus bij het oude verbond en heeft voor God onder het nieuwe verbond een mindere waarde: (Gal. 6:15).
• vele besneden Joden lieten zich door Johannes de Doper dopen.
• de Heere Jezus zelf heeft Zich laten dopen ondanks Zijn besnijdenis.
• de pinksterlingen zich hebben laten dopen terwijl ze besneden waren en sommigen waarschijnlijk al de doop van Johannes hadden ontvangen.
• Paulus als besneden Farizeeër zich heeft laten dopen.
• Naast mannen worden ook vrouwen gedoopt, terwijl de besnijdenis exclusief een teken voor de mannen (jongetjes) was.
• De besnijdenis gaat gepaard met bloed, de doop geschiedt met water.
Het is dus treffend te zien hoezeer de besnijdenis in de schaduw lijkt te zijn van het vollere licht van de doop.Wat de doop en besnijdenis echter gemeen hebben, is dat ze wel hetzelfde betekenen, nl. de afwassing van de zonden door het bloed van Christus, de besnijdenis van het hart, het begraven zijn in de dood van Christus en het medeopgestaan zijn met Hem. In die zin zijn ze tekenen van hetzelfde verbond.
Nu moeten we wel onderscheid maken tussen het verbond in het Oude Testament en in het Nieuwe Testament. Want het verbond in het Oude Testament was beperkt tot het volk Israel, in het Nieuwe Testament is dit uitgebreid tot de heidenen.
Hoe moeten we dan de verhouding van Israël tot de kerk onder de nieuwe bedeling zien?
De kerk is niet de vervanging van Israël, want de genadegaven en de verkiezing van God zijn onberouwelijk. Israël heeft een unieke plaats in het heilshandelen van God. Israël was en blijft het volk van God. Het heil is uit de Joden.
Dat betekent echter niet dat we door moeten slaan als we wars zijn van de vervangingstheorie. Zij die in Christus ingelijfd zijn, hebben precies dezelfde verbondsvoorrechten als ware men een etnische Jood:
Gal. 3:29: En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.
Ef. 3:6: De heidenen zijn medeërfgenamen met de Joden, en van hetzelfde lichaam, en mededeelgenoten van Zijn belofte in Christus, door het Evangelie.
Fil. 3:3: Want wij zijn de besnijdenis, wij, die God in de Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen.
In Rom. 11 geeft Paulus een beeld om dit duidelijk te maken.
Israël wordt vergeleken met de olijfboom van Gods gunst. Van hen zijn de vaderen en de verbonden en de beloften. De heidenen die tot geloof komen zijn takken van een wilde olijfboom die door genade ingeënt worden en “aan de wortel en aan de vettigheid van de olijfboom mede deelachtig geworden” (Rom. 11:17). Door ongeloof worden echter zowel Israël als de ingeënte heidenen afgebroken takken.
Dat betekent dat alleen gelovige heidenen door Gods genade ingelijfd zijn in Zijn overvloedige genade aan zijn volk Israël, niet een gemeente inclusief veel naamchristenen. Ze zijn daar ingeënt, en dat geeft de plaats aan van het bevoorrecht, begunstigd zijn. Dit is echter niets om over te beroemen. “Zijt niet hooggevoelende, maar vrees! (Rom. 11:20)”
Daarom kan de doop alleen bediend worden aan gelovigen of hun kinderen. Als toch kinderen gedoopt worden, zonder dat er sprake is van levend geloof bij één van de ouders, treed men buiten de bedding van het verbond zoals God dat ziet.
Het is principieel verantwoord te stellen dat het Nieuwe Verbond in alle opzichten rijker is dan het Oude Verbond (zie ook Hebr. 12:18-25). Als daarom de kinderen van het Oude Verbond voluit als behorend bij het volk van God aangemerkt worden geldt dit zeker voor Gods volk tijdens het Nieuwe Verbond.
2 Kor. 3:9 Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.10 Want ook het verheerlijkte is zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze uitnemende heerlijkheid.11 Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer is, hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Het verbond loopt door de hele Bijbel heen en houdt niet op bij het Nieuwe Testament. Onder het nieuwe Verbond kan het alleen maar rijker en voller zijn dan onder het oude Verbond.
De voorrechten van Gods volk vallen ook de heidenen die tot bekering gekomen zijn te beurt. Het verbond, dat God met zijn volk heeft gesloten, is aan de ene kant exclusief gemaakt met Israël als volk, maar aan de andere kant delen gelovige heidenen daar ook ten volle in. Zo betoont de Heere ook aan hen een God van de geslachten te zijn, van hun en hun kinderen en velen die nog verre zijn.
Als dat zo is, waarom zouden de Joodse kinderen dan tot het volk van God gerekend worden, terwijl de kinderen van gelovige ouders niet het eigendom van de Heere zouden zijn? En dat terwijl het Nieuwe verbond in alle opzichten rijker is dan het Oude Verbond. Er is geen volwassendoper die hier een bevredigend antwoord op kan geven!!!
De volgende teksten laten zien hoe duidelijk de Heere onder het Oude Verbond de kinderen al als de Zijne aanmerkt:
Ez. 16:20,21: Vol heilige ernst en verontwaardiging klaagt de Heere Zijn volk aan dat ze de zonen en dochters, die ze Hem gebaard hadden, geofferd hebben (aan de Moloch):
Verder hebt gij uw zonen en uw dochters, die gij Mij gebaard had, genomen en hebt ze die geofferd om te verteren; is het was kleins van uw hoererijen dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt ze overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan?Mal. 2:15: Hier zegt de Heere dat Hij
“een zaad Gods zoekt”.Als de Heere dit van Zijn volk onder het Oude Verbond zegt, zal Hij het dan niet tegen Zijn kinderen en hun zaad onder het Nieuwe Verbond zeggen?
Vergelijk dit eens met hoe men in het NT met kinderen omging. In Luk. 18:15-17 staat dat Jezus de zuigelingen de handen oplegde en zegende.
Uit Hand. 2:39 blijkt dit collectieve denken opnieuw als Petrus aan de Joden en de proselieten toezegt dat Gods belofte is voor hen en hun kinderen.
Uit Hand. 11:14, 16:15.31.34, 18:8 en 1 Kor. 1:16 blijkt dat hele ‘huizen’ tegelijk gedoopt werden. Zonder in te gaan op het vruchteloze debat of daar wel of niet kinderen bij zijn geweest, blijkt hieruit dat een gezin als een collectieve eenheid in Gods oog wordt gezien.
Klaas schreef:Ja, maar dan hebben we het over het geloof van de gedoopte, maar wat zegt de doop zelf?
Ik weet niet of het erg bijbels is om de doop zo te isoleren. Als ik stel dat de doop in de bijbel altijd in de context van een huidige realiteit staat dan kijk ik heel eenvoudig naar het getuigenis van de bijbel t.a.v. de doop. Ik lees dan b.v. in Kolossensen 2:12:
daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt.Dat wat ik 'huidige realiteit' noem heeft te maken met de vetgedrukt woorden. Ik stel dit tegenover een toekomende realiteit oftewel een belofte / toezegging. Als het in de bijbel over de doop gaat dan gaat het over een begraven ZIJN met Christus, om daadwerkelijk deelhebben aan dus. Aangezien de bijbel leert dat we door het geloof deel krijgen aan Christus stel ik dat de doop in de bijbel onlosmakelijk verbonden is met geloof. Me dunkt dat ook een kinderdoper zich voor zo'n uitspraak niet behoeft te schamen

Het hangt er maar net vanaf hoe je dat “onlosmakelijk verbonden” zijn uitlegt. Komt die verbintenis van God uit tot stand, of komt die van ons af. Als die verbintenis van God afkomt, dan horen de kinderen er ook bij.
Klaas schreef: Daar komt nog eens bij dat je als gelovige ouder jezelf de vraag moet stellen: wat als mijn kind nu overlijdt, waar gaat het dan naartoe?
Naar kleine kinderen toe ben ik wat dat betreft sowieso redelijk makkelijk, maar ik geloof zeker dat kinderen van gelovige ouders zalig worden.
Dan hoef je hen het teken dat daarbij hoort niet te onthouden. Je kunt ze hen dan bij het opvoeden duidelijk maken: “God heeft gezegd dat je Hem toebehoort. Hij heeft je als teken daarvan laten dopen. Vreest Hem dan, dien Hem, geloof in Zijn Zoon en bekeer je.”
Klaas schreef:Als het antwoord is: naar God, dan geloof je ook dat het kind wedergeboren is, ook al zie je of hoor je het niet.
Ik weet niet of dat betekent dat het kind is wedergeboren. De bijbel zegt dat deze kinderen 'geheiligd' zijn. Als je dit gaat interpreteren als wedergeboren krijg je moeilijke vragen t.a.v. kinderen die niet tot geloof komen. Want is de wedergeboorte dan een omkeerbaar proces? Daarnaast wordt de wedergeboorte in de bijbel ook gekoppeld aan geloof. Zie b.v. Joh. 3. Om het Koninkrijk te zien moet je opnieuw geboren worden. Op de vraag hoe dat dan moet antwoord Jezus dat Hij moet sterven en dat een ieder die in Hem gelooft het eeuwige leven heeft. Of 1 Joh. 5:1: Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren
Mee eens. Mijn antwoord doelde op wat je als ouders gelooft als je kind is overleden. Dat je, ondanks dat je kind misschien nog geen vruchten van wedergeboorte heeft laten zien (tenminste, in onze ogen), je toch mag geloven dat God dit kind als de Zijne heeft aangenomen. Dit betekent dan wel, dat als dit zo is, het kind in Gods ogen wedergeboren is.
Klaas schreef: Die extrapolatie is niet zo heel lang hoor: Paulus noemt het volk Israel (volwassenen en kinderen) een gedoopt volk. Van extrapolatie is denk ik niet of nauwelijks sprake.
Dat 'volwassenen en kinderen' is al een explicitering (en dus een extrapolatie) van wat Paulus schrijft. Zo'n explicitering is alleen geoorloofd als aannemelijk is dat Paulus dat in deze context ook bedoelde te zeggen.
Een explicitering is iets wat verborgen is in de tekst openbaar maken. Het is dus geen extrapolatie, want het zit al in de tekst zelf. Als ik ‘volwassenen en kinderen’ weglaat, dan blijft de betekenis van de tekst nog steeds hetzelfde. Daarom is het nog steeds geoorloofd in mijn optiek.
Klaas schreef:Aangezien alles wat in de doop betekend en verzegeld wordt, betrekking heeft op zowel de belofte als op de eis, betekent dit dat de verwerving van het eeuwige leven en de vergeving van de zonden worden beloofd, enkel en alleen vanwege de gerechtigheid van Christus. Let wel dat dit heel iets anders is dan de betekening en verzegeling van ons geloof. Het is wel zo dat we door het geloof deel krijgen aan de gerechtigheid van Christus, maar in de doop wordt ons geloof niet bevestigd, maar de gerechtigheid van Christus. Zijn gerechtigheid wordt bevestigd.
Je conclusie is dus, kortgezegd, dat in de doop ons de gerechtigheid van Christus bevestigd wordt. Deze insteek heeft een aantal zwakke punten die tezamen je betoog m.i. niet ten goede komen.
Allereerst vinden we deze duiding van de doop niet in de bijbel terug. Nou is natuurlijk niet alles wat niet letterlijk in de bijbel staat verkeerd. Het roept alleen wel vragen op. Waarom zou je de woorden die de bijbel wél gebruikt om de doop te duiden loslaten? Wat is er mis met: "De doop duidt op het gestorven en opgestaan zijn met Christus"?
Niks, maar dat sluit het gebruik van de formulering dat de gerechtigheid van Christus wordt bevestigd (i.p.v. ons geloof) niet uit, maar in.
Klaas schreef: Daarbij komt nog eens dat de formulering op het scherpst van de snede is. Dat blijkt al uit het feit dat je jezelf moet corrigeren. Daar is absoluut niets mis mee, maar geeft wel aan dat je door e.e.a. iets anders te nuanceren ook de betekenis wijzigt. Of je de kinderdoop met je argument kunt verdedigen hangt af van de formulering. Begrijp je me als ik zeg dat ik, als ik zie dat die formulering anders is dan een op zich heldere duiding van de doop, er liever voor kies dicht bij de tekst van de bijbel zelf te blijven?
Dicht bij de tekst van de bijbel blijven is onze opdracht. Echter, ik ben van mening dat die tekst zelf meer zegt dan dat je alleen als volwassen gelovige (of op doop na belijdenis van jezelf) gedoopt mag worden.
Klaas schreef: Bij een kind van volwassen gelovigen ligt dat anders. Daarbij geloven we immers, dat het kind in de ouder(s) geheiligd is (1 Kor. 7:14). De belofte die aan de ouders is toegezegd, wordt ook aan de kinderen toegezegd. (Hand. 2:39). God legt beslag hiermee op het kind. Het wordt niet op neutraal terrein geboren, maar wordt in een christelijk gezin geboren. Daarmee is het kind onderscheiden van de kinderen van ongelovige ouders, voor wie deze beloften niet gelden.
En daarmee komen we op een punt waar we volgens mij principieel verschillen. Ik laat allerlei moeilijke vragen maar even zitten en ga ervanuit dat geheiligd zijn in je ouders idd betekent dat je deelhebt aan het werk van Christus. De vraag is dan echter of het teken van de doop toegepast wordt op deze situatie. Dat je als kind van een gelovige een bijzondere positie hebt betwijfel ik niet, maar is dit ook de positie waar de doop naar verwijst? Zoals we al eerder zegen moet je stellen dat in zo'n geval een kind deel heeft aan Christus door het geloof van zijn ouders. Het is m.a.w. een soort van 'afgeleid deelhebben aan'. De vraag is of de doop bijbels gezien ook op z'n plaats is bij zo'n afgeleid deelhebben aan of dat de doop duidt op het directe deelhebben aan. Volgens mij kun je niet anders dan stellen dat in de bijbel de doop alleen betrokken wordt op dat directe deelhebben aan. Want kun je van zo'n geheiligd kind zeggen dat het gestorven en opgestaan is met Christus? Dat lijkt me sterk...
Je schrijft dat het kind deel heeft aan Christus door het geloof van zijn ouders, dus plaatsvervangend geloof. Nee, zo zou ik het niet willen zeggen, eerder dat het geloof van de ouders het kanaal is waarlangs Gods gunst ook tot de kinderen komt. Ik schreef dat God dezelfde belofte van het Evangelie aan de kinderen geeft als wat aan de ouders is gegeven en dat ze in hun ouders geheiligd zijn. God ziet de kinderen van de gelovigen ook als Zijn kinderen, of althans als Zijn eigendom, waar Hij recht op heeft. God is een jaloers God, Die recht heeft op deze kinderen. Ze zijn of van Hem, of van de duivel. De kinderdoop is een teken waarmee God aanduidt dat ze wat Hem betreft (via het verbond) Zijn eigendom zijn.
Rene Z schreef:Hoe zit het nu met de huis (gezinsdoop) waar 4 keer een voorbeeld van word gegeven?
In kringen waar men de kinderdoop afwijst gebruikt men de volgende argumenten:
A) er staat niet bij dat er kinderen in het gezin waren. Tegenwerping: er staat ook niet bij dat er geen kinderen in het gezin waren.
B) als er dan toch kinderen aanwezig waren, dan geloofden ze vast ook. Tegenwerping: dat staat er niet in alle gevallen bij.
Wow, lange post vandaag.
Elbert
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)