jvslooten schreef:Volgens mij is het allemaal niet zo ingewikkeld, als we even naar de tekst kijken: Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. Er wordt dus gesproken over een belofte. Deze belofte wordt in de verzen daarvoor (16-38) uitgelegd, waarbij denk ik v. 21 de kern vormt: En het zal zo zijn dat ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zalig zal worden. Niet alleen spreekt deze belofte al over ´iedereen´, de uitwerking laat zien dat het hier óók over de heidenen gaat. Immers, ook zij zullen zalig worden als ze de Heere aanroepen, zovelen als de Heere, onze God ertoe roepen zal.
Centraal staat dat het een toespraak tot de Israëlieten is. Hand 2:22 “Mannen van Israel, hoort deze woorden…” en vers 36 “Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten…” Hand 3:12 “Mannen van Israel wat verwonderd gij u hierover…”
En uitmondend in Hand 3:12 “Komt dan tot berouw en bekering … en Hij de Christus, die voor u tevoren bestemd was, Jezus, zende”
Het lijkt me duidelijk wat Petrus hier verkondigt: Als Israel tot bekering zou komen, zou dat tot gevolg hebben dan de wederkomst van Christus plaats zou vinden. Dat is nogal wat! Want dan zou Gods koninkrijk op aarde gevestigd zijn. Boem!
De heidenen hebben daar geen directe rol in. Het is niet dat de hele wereld tot bekering moest komen. Nee: het gaat om Israel.
Dat is conform de belofte en profetie. Lees maar iets verder in Hand 3:24 En al de profeten, van Samuël af en vervolgens, zovelen er hebben gesproken, hebben ook deze dagen aangekondigd. Gij zijt de zonen van de profeten en van het verbond, dat God met uw vaderen gemaakt heeft, toen Hij tot Abraham zeide: En in uw nageslacht zullen alle stammen der aarde gezegend worden. God heeft in de eerste plaats voor u zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden.
In dit stukje staan wel drie of vier directe verwijzingen naar het volk Israel. Dit kan niet verward worden met heidenen.
De heidenen zullen ook delen in de zegening, maar Israel heeft een zeer specifieke plaats in Gods heilsplan. Ook in hand 3 is dat duidelijk te herkenen. “In de eerste plaats voor u”, wie? -> Israel.
Dus ik ben wel met je eens dat het in het Gods plan zat dat de heidenen ook behouden zouden worden, maar er is in eerste instantie een duidelijk onderscheid met de Joden.
Dit vind je ook terug in de volgorde waarin de discipelen moesten getuigen: eerst Jeruzalem, dan Judea, dan Samaria en dan de rest van de wereld. (Hand 1:8). Israel moest zijn positie innemen wilde de profetische belofte (wederkomst, vestiging koninkrijk) vervuld worden.
Maar toch, je hebt ook wel een beetje gelijk hoor. Misschien dacht Petrus wel écht dat de belofte alleen aan de Joodse mannen toekwam. In dat opzicht is juist handelingen 10 inderdaad heel interessant. Ik citeer uit v. 34-35: Ik zie nu in waarheid in dat God niet iemand om de persoon aanneemt; maar in ieder volk is degene die Hem vreest en gerechtigheid doet, Hem welgevallig. Petrus zegt dus niet dat het ervoor ooit anders is geweest; hij zegt alleen dat hij het nu pas inziet. Blijkbaar heeft dit eerdere gebrek aan inzicht de Geest niet gehinderd om door de mond van Petrus toen al, in hand. 2, de heidenen te nodigen tot het heil.
Nou, dat vind ik nogal wat dat je stelt dat Petrus 7 of 8 jaar lang (!) een gebrek aan inzicht had. Hij was groot onder de apostelen, deed enorme wonderen, riep dode tot leven, sprak de menigten toe met gezag en door de Heilige Geest geïnspireerd. Maar had geen enkel benul van de redding van heidenen waar hij het volgens jou over had. Dat lijkt me best wel een onwaarschijnlijke verklaring. En al de apostelen hadden dan ook gebrek aan inzicht of letten niet goed op tijdens de toespraak van Petrus in hand 2 en 3, want als Petrus in hand 11 terugkomt in Jeruzalem, wordt hij in eerste instantie verweten dat hij bij heidenen over de vloer is geweest.
Het komt op mij over als een nogal geforceerde manier de gemeente in handelingen 2 te laten beginnen. Je schrijft ook “misschien dacht Petrus…”, daar maak ik uit op dat je zelf ook al een beetje twijfelde bij die uitleg.
Als in handelingen 2 alles feitelijk al vaststond en er dus geen verschil zou zijn met hand 10, waarom heeft God dan 8 jaar gewacht voordat het geopenbaard werd? Petrus en de Joden die bij hem zijn, zijn vooral verbaasd dat de heidenen op
gelijke wijze gezegend worden. Dat werd pas van kracht in handelingen 10 en niet eerder. (ik denk ook dat daarom juist Petrus dit betrof, de sleutels van het koninkrijk)
Paulus schrijft in Rom 11: 11 Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken. Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening, dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en bloed) mocht opwekken, en enigen uit hen behouden.
De Joden moest dus eerst struikelen, voordat het heil tot de heidenen kwam. Dat kan niet handelingen 2 zijn, wat dan hadden de joden nog geen kans gehad te struikelen. (Petrus zegt dat zij uit onkunde gehandeld hebben).
Toen de apostelen door heel het land getuigd hadden (en dat werd afgerond in Ceasarea, waar hand 10 zich zal afspelen) en de Joden het nog steeds niet aangenomen werd, pas was vast te stellen dat zij struikelden en kwam het heil tot de heidenen. En dan nog steeds om de Joden tot na-ijver te wekken, dus de bekering van Israel stond ook na Hand 10, nog steeds bovenaan de agenda)