caprice schreef:Yael schreef:caprice schreef:En hier Johannes van der Kemp in zijn voorrede van de verklaring van de Heidelbergschen Katechismus over wat nu de ware Kerk van God is:
"Zyn nu de Joden Godts volk niet
Daar wordt je inderdaad niet goed van. Nog super onBijbels ook.
Daarbij is het taalgebruik niet meer van deze tijd.
Nee, dit boek is ook gedrukt in 1779, de 19e druk van '
De Christen geheel en al het eigendom van Christus in leven en sterven, vertoont in drieënvyftig predikatien over den Heidelbergschen Katechismus,
Waer in de Hervormde Geloofsleer wordt bevestigt, tegen de voornaemste Dwaelgeesten verdedigt, en ter betrachting van de Evangelische Godtzaligheit aangedrongen door Johannes van der Kemp, In zyn E. leven Bedienaer van Godts H. Woordt, in de Gemeente van Dirxlant.'
Maar hier komt voor Yael het voorgaande deel uit de voorrede, over het Jodendom:
Aah aardig van je dat je dat even voor me plaats.

Het is wel duidelijk dat ze in die tijd nog niet echt ''zicht op Israel'' hadden.
Enigszins wel begrijpbaar.
--------------------------------------------------
"Is 't Heidendom Godts volk niet, misschien, mogt men denken, zullen het de Joden wezen. 't Is waer, de Heere Godt heeft voorheen met Abraham en zyn Zaedt zyn verbondt opgerecht en belooft, dat hy hun tot een' Godt, en zy hem tot een volk zouden zyn, Gen. XVII: 7, 8. Toen Izraël uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk dat eene vreemde tael hadt: zoo werdt Juda tot zyn heiligdom, Izraël zyne volkome heerschappy. Ps. CXIV:1, 2. Zie Exod. XIX. en XX Doch 't geschil is niet over 't oude Jodendom, maer over het tegenwoordige.
De beste man vergeet volgens mij dat Jezus zelf onderdeel was van het Jodendom en daaruit voortgekomen is. Verder meen ik dat hij 2 dingen door elkaar haalt: Gods volk (de Joden) en Gods kinderen (de gelovigen zowel Joden als niet Joden.)
Romeinen 9 tot 11 zijn zeker aan te bevelen als het om Gods (eeuwig) verbond gaat met Israel.
Want al is het Abrahams zaedt naer den vleesche, 't is het echter niet naer de beloftenisse, want het heeft Godts woorden, aen 't zelve toebetrouwt, verworpen en verbastert.
Vreemd heeft hij nooit Romeinen 11 gelezen?
28 Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil;
29 Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk.
30 Want gelijkerwijs ook gijlieden eertijds Gode ongehoorzaam geweest zijt, maar nu barmhartigheid verkregen hebt door dezer ongehoorzaamheid;
31 Alzo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geweest, opdat ook zij door uw barmhartigheid zouden barmhartigheid verkrijgen.
32 Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn.
Worden de Joden er op aan gekeken Jezus verworpen te hebben en blind te zijn voor Hem als hun Messias. De kerk is door de eeuwen heen blind voor de positie van Israel en de verbonden.
En beide dingen lijken in onze dagen steeds meer dat God de ogen opend. (Geprezen zij Hij!)
't Is waer, de hedendaegsche Joden zyn brave letterknechten, ze hebben Godts oude Boek getrouwelik bewaert en ongeschonden tot ons overgebragt; doch zy knabbelen slegts aen den bast, en de kern, het pit, het merg, en den rechten zin verwerpen ze. Door hunne mondelike Wet, overleveringen der Ouden, menschen geboden en fabelen hebben ze den zin van Godts Woorden verduistert. Zie Jez. XXIX: 10-13
.
Het klinkt niet erg aardig.
Inderdaad als de Talmoed boven de Heilige Schrift gesteld wordt dan is dat niet goed nee. Wat niet wil zeggen dat de Rabbijnen geen inzicht hadden in de Heilige Schrift het is zeker wel interessant om te weten hoe zij bepaalde dingen interpreteren.
Maar je merkt dat God Zelf in de Heilige Schrift als Hij de Joden bestraft omdat ze van Hem zijn weggegaan in de zonde dat Hij er alles aan doet hen weer naar Zijn geboden te laten leven.
Er is geen verschil in Jood van nu en in de Jood van de Bijbel. Beide zijn afstammeling van Abraham en kinderen van het Verbond. (Genesis 12,15,17). Jeremia 31 wordt het Nieuwe Verbond voorzegt, waar ook de heidenen deel aan krijgen door Jezus. (Ik ben geen aanhanger van de ''klassieke'' verbondenleer 2/3 in de reformatorische kerk).
Den beloofden Messias, de verwachting hunner Vaderen hebben ze verworpen en gedoodt: hunne eige gerechtigheit hebben ze tegen de gerechtigheid van Godt opgeworpen. Zie Rom. IX: 31, 32, 33. X: 2, 3. En hoe verrichten zy hunne Godtsdienst bedryven? Zyn ze niet maer een ongoddelik en ydel roepen?
Wat houdt het eigelijk in Jezus Messiasschap?
Hun eigengerechtigheid hadden ze al voordat ze Jezus verwierpen. En hoe menselijk is het eigelijk wel niet? Vraag me af of wij heidenen het er beter vanaf brengen.
Den minsten eerbiedt, aendacht, en Godtsdienstigheit bespeurt men onder dat volk niet in hunne Synagogen. De blindtheit en verharding ziet hun d'oogen uit; van onrechtvaerdigheit, knagende woeker en bedrog zyn ze door de gansche werelt vermaert, en noch willen ze niet wederkeeren.
Dit klinkt mij gewoon hatelijk in de oren.
Met valsche overleggingen bedriegen ze zich, meenende met stille gerustheit, dat Abraham hun Vader zy: doch van zyn geloof vervallen, en zyne werken niet doende, toonen ze, dat ze naer den vleesche uit het dienstbaer werkverbondt geboren, als Hagars en Ismaëls kinders uit Abrahams huisgezin zyn uitgeworpen.
Uh? Wat wordt hier mee bedoeld?
Zie Gal. IV: 21-30. Vergeleken met Gen. XXI: 9, 10. 't Is dan klaer dat het tegenwoordigh Jodendom Godts volk niet is, maer van den Godt zyner Vaderen verworpen is: Gy zyt myn volk niet, zoo zal ik [ook] d'uwe niet zyn, heeft de Heere al van oudts tot dit volk gezegt, Hoz. I: 9. Hy heeft toch zynen stok Liefelikheit verbroken, te niet doende zyn verbondt, het welk hy met alle deze volkeren gemaekt hadt, Zach. XI: 10. En in dezen verlaten staet zullen ze blyven tot dat de Heere zyn goedt Woordt, over hen gesproken, verwekke en hen wederom aenneme. Zie Hoz. III: 4, 5. Rom. XI: 25-32.
En Jeremia 31 dan? Gods Nieuwe Verbond? God wist van te voren dat het volk het Verbond wat Hij met hen maakte bij de Sinai niet zou kunnen houden, Jezus kon dat wel.
Dat de Heidenen hunne beloften zouden erven, valt hun onlydelik. Hoor Paulus naer waerheit van hun spreken, I Thess. II: 15, 16. Zy hebben gedoodt den Heere Jezus en hunne eige Profeten en ons vervolgt, en behagen Godt niet en zyn alle menschen tegen: en verhinderen ons te spreken tot de Heidenen dat zy zaligh mogten worden, op dat zy allen tydt hunne zonden vervullen zouden. En de toorn is over hen gekomen tot den einde."
Die eerste zin lijk mij vervangingsleer te herbergen.
De context van 1 Thess. 2 herbergt niet wat hij suggereerd dat die toorn geld voor het hele Joodse volk. Maar van de Joden uit de context die de gelovigen lastig vielen.
Wat het taalgebruik betreft moet je het eerste bericht van dit topic nog eens doorlezen.

sorry, mijn excuus voor die opmerking.